Dijkshoorn
Als verjaardagscadeautje kreeg ik vorige week kaartjes voor Nico Dijkshoorn. Volgens mijn vriend zou deze dichter annex columnist het podium betreden met een countryband. ‘Al kan het best zijn dat ik dat erbij verzonnen heb,’ zei hij twijfelend toen hij mij de kaartjes gaf.
Donderdagavond beklommen we de eindeloze serie roltrappen in de TivoliVredenburg naar de bovenste zaal van het muziekpaleis. Achter het podium hing een groot scherm, waarop een Marktplaats-advertentie was geprojecteerd die een opgezette uil aanprees. ‘Niet echt country,’ mompelde ik tegen mijn vriend.
Country bleek zo’n beetje de enige muziekstijl te zijn die zou ontbreken. Dijkshoorn verzorgde een briljant optreden waarbij hij als grappenmaker en teksttovenaar de show stal, maar mij vooral van mijn stoel blies met een fantastische zangstem. En hij kon nog gitaarspelen ook. Hij zong een breekbaar liedje over een vrouw die naar haar ex verlangt, waagde zich aan stadium rock en bracht een ode aan de blues en Lou Reed. Goed, het dansje dat hij deed op My Girl van The Temptations had hij uit de show mogen laten, maar met de rest van de avond wist hij mij echt te raken.
Toen we na afloop de DWDD-dichter nog even aanschoten om hem te vertellen dat we een geweldige avond hadden gehad, klonk hij blij verrast. ‘Wat ongelofelijk leuk om te horen!’ zei hij. ‘De meeste mensen denken dat ik alleen maar gedichten voorlees. Ik vraag me af: wat hadden jullie van tevoren verwacht?’
‘Country,’ zei ik, en ik wees naar mijn vriend. ‘Maar dat ligt aan hem.’
Anouk Abels
Hoofdredacteur Boekenkrant
anouk@boekenkrant.com