De kunst van het nagenieten
Mijn tweejarige nichtje had zondag haar eerste (en – wees niet bang – alcoholvrije) kater. Madam was nogal van slag omdat Sinterklaas het land verlaten had. Ze weigerde haar pietenmuts af te zetten en bleef stug doorzingen over kapoentjes en door de bomen schijnende manen. Mijn zus probeerde haar te paaien door de speelgoedkerststal van zolder te halen. De pruillip die volgde sprak boekdelen: het Kindje Jezus kon niet tippen aan de Sint.
Goed, je zou kunnen zeggen dat mijn nichtje te lang in de sfeer van 5 december wil blijven hangen, maar je kunt het ook positief bekijken. Iemand die op 6 december nog steeds met haar pietenmuts op door het huis huppelt, is naar mijn mening een uitstekende nagenieter. Het is iets waar ik mezelf wel in herken. Dit weekend nog, toen ik in Amsterdam de schitterende en subtiele musicalversie van Tessa de Loo’s De tweeling mocht aanschouwen. In de trein terug naar Utrecht wenste ik stiekem dat ik nog in de zaal naar dit prachtige stuk aan het kijken was.
Maar nee, de neiging om pruilend en huilend in een hoekje te kruipen had ik die avond niet. Waar mijn nichtje zich vasthield aan haar pietenmuts, hield ik me vast aan het verhaal dat ik op de planken gezien had. Thuis bestudeerde ik vol fascinatie het programmaboekje, zocht alle recensies van de musical op en probeerde in mijn boekenkast het boek van De Loo te vinden om nog eens wat passages met scènes te vergelijken. Dat dat in Gouda bij mijn ouders in de kast stond, mocht de pret niet drukken. Ik beoefende de kunst van het nagenieten. Ik bepaal namelijk, net als mijn nichtje, zelf wel wanneer ik genoeg heb van een feestje. En al helemaal als dat feestje om verhalen draait.
Anouk Abels
Hoofdredacteur Boekenkrant
anouk@boekenkrant.com