Niet voor de poes
Afgelopen week paste ik een weekje op het huis (en de kat) van mijn ouders. Natuurlijk moest ik even een kijkje gaan nemen bij de plaatselijke boekhandel, die onlangs verhuisd was. Een ruime, mooie winkel waarbij ik bij het binnenkomen meteen werd begroet door Het dagboek van een hond van Sander Kollaard, de winnaar van de Libris Literatuur Prijs 2020. Ik was eerst niet van plan om hem te gaan lezen, de titel sprak me niet zo aan (‘Toch niet weer zo’n boek vanuit het perspectief van een hond?’). Maar omdat ik net als zovelen had verwacht dat Manon Uphoff er met de prijs vandoor zou gaan, was ik nu toch wel nieuwsgierig geworden.
Ik ben nog niet op de helft, maar ik begin al door te krijgen waarom het de prijs waard is. De hond blijkt gelukkig een bijpersonage; dit verhaal draait om Henk. Henk is een beetje eenzaam, niet de jongste meer, denkt overal te veel over na. En toch is het boek niet zwaarmoedig. Integendeel: het is lichtvoetig, fijnzinnig en sympathiek, opgebouwd uit gedachtes die even komen aanwaaien: ‘Die achteloosheid [van zijn geheugen] attendeerde op een gebrek aan soliditeit dat geregeld aan Henk knaagt. Er is zo weinig, beseft Henk, dat Henk bij elkaar houdt.’ Een roman die zich perfect leent om te lezen met de kat – of hond – op schoot.
Mirjam Mulder
Redacteur Boekenkrant
mirjam@boekenkrant.com