Go!
Er stond een groep mensen voor de Esprit aan de Oudegracht. Ik telde zo’n dertig man. Niemand zei iets tegen elkaar: er hing een ijzige stilte. Met hun hoofden gebogen keken alle aanwezigen naar hun smartphone. Ik liep langs, dacht eerst dat ik te maken had met een soort zombie-apocalyps – totdat ik besefte dat deze mensen Pokémon Go aan het spelen waren.
Walgelijk, vond ik het. Ik riep het gelijk overal rond: ‘Door dit spelletje worden we nog verslaafder aan onze telefoon. We leven in de Matrix! We beleven het leven alleen nog maar door een schermpje. Niemand leest nog een boek; niemand praat nog met elkaar. En blijkbaar heb je een game nodig om verdorie eens naar buiten te gaan.’
De meeste mensen die ik sprak, waren het met me eens. Totdat ik afgelopen weekend mijn Pokémon-anekdote over de Oudegracht aan een vriend vertelde die zelf graag Pokémon Go speelt. Hij had juist ondervonden dat het spelletje leidde tot grappige gesprekken met vreemden en bijzondere, gezamenlijke avonturen in je eigen buurt. Toen was het mijn beurt om verbaasd te zijn, en na te denken over mijn eigen kijk op dit wereldwijde fenomeen. Ik zal misschien zelf niet zo gauw met mijn telefoon in de lucht achter Pikachu aanrennen. Maar als het spelletje mensen bij elkaar brengt, kan ik er alleen maar voor zijn. Als we maar niet vergeten om af en toe iets tegen elkaar te zeggen zonder smartphone voor onze kop, oké? Super. Go!
Anouk Abels
Hoofdredacteur Boekenkrant
anouk@boekenkrant.com