Surinaamse bovennatuurlijkheid

Roué Hupsel won met Blinde muren als eerste Surinaamse auteur de Schaduwprijs voor het beste oorspronkelijk Nederlandstalige thrillerdebuut. In vrijwel al zijn boeken spelen duistere en bovenaardse krachten een grote rol. ‘Ik heb persoonlijk veel ervaringen opgedaan die moeilijk te verklaren zijn’, aldus Hupsel.

In Hupsels nieuwste thriller, Het plantagespookhuis, is de Nederlandse Dirk nieuwsgierig geworden door de brieven die hij op zolder bij zijn tante vindt over een plantagehuis in Suriname. In deze brieven wordt vermeld dat minstens drie mensen die in de negentiende eeuw het huis binnengingen er niet levend vandaan zijn gekomen. Dirk vertrekt naar Suriname om de zaak te onderzoeken. In het huis vindt hij twee verschrompelde gemummificeerde lichamen die aan een touw hangen. En dat walgelijke ding dat in vodden op de vloer ligt – zal dat Suzanna de Vries zijn, waarover in de brieven wordt gesproken? Dirk keert als een geestelijk wrak terug naar Nederland, zichzelf vervloekend dat hij ooit een bezoek bracht aan het plantage-spookhuis.

Je bent al meer dan 35 jaar bekend als radiomaker, programmamaker en journalist. Hoe ben je met het schrijven van verhalen en boeken begonnen?
‘Ik heb altijd al veel verhalen in mijn hoofd gehad. Een vriendin die lid was van Schrijversgroep 77, een bekende schrijversorganisatie in Suriname, adviseerde me om iets met deze verhalen te doen. Eigenlijk ben ik pas in 2002 begonnen om deze verhalen daadwerkelijk op te schrijven. Mijn eerste korte verhaal, ‘Hello’, heb ik opgestuurd naar een schrijfwedstrijd van het Nederlandse Kwakoe festival. Toen ik daar in de prijzen viel, ben ik doorgegaan met schrijven.’

Je eerdere boeken zijn allemaal vrij snel na elkaar verschenen. Waarom heeft het meer dan acht jaar geduurd voordat Het plantagespookhuis is uitgekomen?
‘Ik ben in de tussentijd bezig geweest met andere projecten. Ik heb onder andere in opdracht van UNESCO in het binnenland van Suriname gewerkt. Daar heb ik mensen opgeleid voor verschillende lokale radiostations. Daarnaast heb ik een herinneringsboek en documentaire gemaakt over de geschiedenis van de energievoorziening in Suriname. Dit werd een onverwacht succes: Honderd jaar energie belicht is ontzettend goed ontvangen!’

In de promotie voor het boek wordt gesproken van een Surinaamse thriller. Het verhaal speelt zich af in jouw land, maar zijn er meer kenmerken die het boek een typische Surinaamse thriller maken?
maar zijn er meer kenmerken die het boek een typische Surinaamse thriller maken? ‘Ik denk dat het vooral te maken heeft met de sfeer en de typische Surinaamse rituelen en gebruiken die in het boek voorkomen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de pakkende sfeer in het binnenland, de wrede slavenperiode, rituelen van marrons en de rol die een traditionele AfroAmerikaanse religie als winti speelt.’

Net als in je tweede boek Zwarte Magie speelt ook in Het plantagespookhuis magie een grote rol. Wat trekt je zo aan in dit onderwerp?
‘Ik ben van jongs af aan gefascineerd door mysterieuze zaken die zich afspelen in de niet-stoffelijke wereld. Ik heb persoonlijk ook veel ervaringen opgedaan die moeilijk te verklaren zijn.’

Veel van je eerdere werk bestaat uit een combinatie van actuele gebeurtenissen en fictieve elementen. Hoeis de balans tussen feiten en fictie in dit boek? Heb je bijvoorbeeld geput uit waargebeurde verhalen over de omgang tussen slaven en hun eigenaren?
‘De geschiedenis van Suriname heb ik altijd interessant gevonden en ook uitvoerig bestudeerd. Daarnaast heb ik door het praten met oudere mensen veel verhalen gehoord over vroegere tijden. Zij hebben mij over het soms duistere verleden van mijn land verteld.’

Aan het einde van het boek concludeert het personage Ginti dat de ene beschaving niet alles van de andere kan leren. Als voorbeeld geeft zij het ongeloof van het Westen in medicijnmannen. Ben je zelf tegen meer voorbeelden van Surinaamse gebruiken of rituelen aangelopen die bijvoorbeeld in Nederland op onbegrip stuiten?
‘Het winti-geloof wordt door veel mensen in het Westen niet begrepen. Ik heb heel veel voorbeelden gezien van personen die ernstig ziek waren en niet door reguliere artsen konden worden geholpen. Ze kregen het advies om naar medicijnmannen of sjamanen te gaan die wel positieve resultaten bereikten. Deze sjamanen begonnen, bezeten door de winti, in uitgestorven Afrikaanse talen te praten en gaven zo adviezen over hoe te handelen bij specifieke problemen. Een ander Surinaams gebruik dat op veel onbegrip stuit is de sneki-kotie. Hierbij neem je een medicijn dat bereid is uit een slangenkop. Dit beschermt je als je een voor de mens giftige slang tegenkomt. Het reptiel kan niet tot een aanval overgaan en raakt verstijfd. Ik heb jaren terug dit middel ingenomen en de ervaring was meer dan fantastisch. Na enkele jaren raakt dit ’medicijn’ uitgewerkt en zou je het weer moeten innemen. Er is wel een taboe aan verbonden: je mag niet in de buurt van baby’s komen. Zij zouden er ernstig ziek van kunnen worden.’

plantagespookhuis

Boekgegevens

Roué Hupsel, Het plantagespookhuis, Uitgeverij Conserve, ISBN 978 90 542 9381 1 (€ 17,99)

Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie mei 2015

Berichten gemaakt 5313

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven