Strips die ergens over gaan

Op 7 maart ontvangt Marcel Ruijters de Stripschapprijs. Deze belangrijkste Nederlandse prijs op stripgebied wordt jaarlijks toegekend aan een stripmaker voor zijn gehele oeuvre.

De naam Marcel Ruijters is niet bekend bij het grote publiek. Toch maakt deze tekenaar al zo’n dertig jaar stripverhalen. Hij heeft ongeveer dertig publicaties op zijn naam staan, exposeerde in binnen- en buitenland en leverde bijdragen aan talloze uitgaven. In 1988 begon hij met het maken van fanzines, tijdschriften die hij in eigen beheer uitgaf.

Hoe ben je in het stripvak terechtgekomen?
‘Ik heb een schildersopleiding gevolgd aan de Kunstacademie in Maastricht, maar zag mezelf niet snel een weg in de galeriewereld vinden. Bovendien ben ik in de eerste plaats een tekenaar. Tekenen is toch echt een andere tak van sport dan schilderen. Mijn eerste stripalbums gaf ik zelf uit. Dat was de serie Dr. Molotow, waarvan vijf delen zijn verschenen. Ook maakte ik twee langlopende anthologies. Dat waren regelmatig verschijnende bundels met werk van mezelf en andere stripmakers. Het is belangrijk geweest om met andere tekenaars samen te werken en een eigen beeldtaal te ontwikkelen.’

Hoe voelt het om de belangrijkste stripprijs van Nederland te krijgen?
‘Het was een verrassing, want ik geloof niet dat één van mijn boeken ooit is genomineerd voor een albumprijs van het Stripschap. Hoewel een oeuvreprijs prettig is, heb ik eigenlijk niet zo veel met prijzen. Reacties van lezers doen me meer. Door de toekenning van de Stripschapprijs realiseerde ik me dat ik inmiddels de middelbare leeftijd heb bereikt. Wat overigens geen drama is.’

‘Met style over content kom je er niet.’

Welke andere stripmakers hebben jou geïnspireerd of beïnvloed?
‘Tegenwoordig laat ik me niet meer zo inspireren door andere tekenaars. Daarmee wil ik niet zeggen dat er niets leuks meer wordt gemaakt. Integendeel! Ik houd nog steeds van het werk van Roy Tompkins, Suehiro Maruo en Richard Corben. Van jongere auteurs zoals Luke Pearson of Joe Lambert, die buitengewoon intelligent en gevoelig werk maken, word ik heel blij. Maar als je het vak niet meer van collega’s hoeft te leren, wordt het interessanter om van een ander medium een vertaalslag te maken naar strips. Ik lees nu veel over geschiedenis, met name over de middeleeuwen en de Noordelijke Renaissance. Middeleeuwse kunst inspireert me zeer. In middeleeuwse grafiek worden vaak wrede taferelen uitgebeeld in een primitieve stijl, die geen persoonlijke expressie toelaat, waardoor het iets absurds krijgt. Dat ‘onder-acteren’ heeft een wonderlijk effect op moderne lezers, die gewend zijn aan stripverhalen met vaak juist veel expressie, zoals uitpuilende ogen en rondvliegend zweet.’

Je interesse voor middeleeuwse kunst komt tot uiting in recente boeken zoals Alle Heiligen en Inferno. Momenteel werk je aan een boek over Jeroen Bosch, dat bij uitgeverij Lecturis zal verschijnen.
‘Dit is mijn grootste uitdaging tot nu toe. Er zit al zo’n vier jaar werk in. Ik maak het in opdracht van de Bosch500 Stichting en het Fonds BKVB. Eris weinig over Jeroen Bosch bekend; historici drukken zich heel voorzichtig uit als je ze bestookt met praktische vragen. En wat vaststaat, duidt op een weinig avontuurlijk leven, braafjes pendelend tussen atelier en kerk. Toch moest ik een onderhoudend verhaal bedenken. Gelukkig bestaan er veel hardnekkige misvattingen over Bosch, die ik vrolijk kon ontkrachten. In de stadscultuur van rond 1500 werden bijvoorbeeld geen drugs gebruikt, maar hallucinaties waren er vanwege allerlei ziekten. Een schrijver noemde Bosch ooit de Elias Canetti van zijn tijd, een observator van woedende menigten; dat vond ik heel sterk. Met het tekenwerk van dit boek grijp ik een beetje terug op de stijl die ik hanteerde voor de serie Dr. Molotow. Aangezien het verhaal zelf al moeilijk genoeg is leek een toegankelijke vorm me wel verstandig. Ik heb vanwege RSI vijftien jaar niet met penseel getekend, maar nu gaat het me weer goed af. Het voelt alsof ik een oude jas heb aangetrokken.’

Heb je met je werk een boodschap?
‘Zoals bij elke kunstvorm vind ik dat strips ergens over moeten gaan; met style over content kom je er niet. In de tijd van Dr. Molotow dacht ik daar nog niet zo over na. Troglodytes ging vooral over macht en het individu tegenover de massa. Inferno, dat een paar maanden voor de beurscrash van 2008 uitkwam, is eigenlijk een satire over het kapitalisme.’

Wat betekent het medium strip voor jou?
‘Het is voor mij altijd de meest natuurlijke uitdrukkingsvorm geweest. Schrijvers moeten het zonder beeld doen, schilders zonder tekst. Wij stripmakers hebben beide wapens in handen. Dat zou ons zelfbewuster moeten maken.’

Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie februari 2015

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven