‘Ook voetbalgedichten gaan de diepte in’

De afgelopen twee jaar was Anna Enquist stadsdichter van Amsterdam. Nu haar termijn ten einde loopt verschijnt de bundel Hoor de stad, met daarin al haar stadsgedichten. Het is een gevarieerde verzameling geworden, met gedichten over gebouwen, seizoenen, voetbal en haar kleinzoon. We spraken met Enquist over schrijven in opdracht, de kinderlijke blik van een dichter en over Amsterdam.

Hoe was het om ineens gelegenheidsdichter te worden en in opdracht te schrijven, in plaats van uit inspiratie?
‘Dat was inderdaad een hele verandering. In het begin dacht ik ook: gaat dat eigenlijk wel? Maar het verzoek kwam op een heel goed moment, want ik had net mijn roman Kwartet af. Ik had nog geen plannen voor iets groters en ik wilde wel weer poëzie gaan schrijven. Toen dacht ik: niet zo zeuren, gewoon ‘ja’ zeggen. Nu ben je als stadsdichter gedeeltelijk vrij, dus ik kon me ook wel laten inspireren. Er waren natuurlijk opdrachten, maar die kun je ook kneden naar je eigen wens. Wat ik wel lastig vond was dat er altijd tijdsdruk achter zat, er was altijd een deadline. Ik merkte ook dat de gedichten daardoor langer werden dat ze normaal waren, omdat ze geen tijd hadden om in te dikken.’

De stadsgedichten waren dus anders dan uw gebruikelijke gedichten?
‘Je schrijft die stadsgedichten op zodat mensen het met één of twee keer lezen kunnen snappen, terwijl gedichten voor een bundel wel wat cryptischer mogen zijn. Dat is ook een kwaliteit, dus ik dacht: waarom mag dat niet in een bundel? Het was een vorm die ik niet eerder zo gehanteerd had.’

Hoe is uw werk door de functie van stadsdichter veranderd?
‘Dat weet ik nog niet. Als ik nu voor mezelf ga schrijven denk ik dat de gedichten weer meer ingedikt gaan worden. Maar ik vond het wel fijn om te doen. Zo vaak als je de aanvechting hebt om iets te gaan schrijven denk je: dat heb ik vroeger al veel beter gedaan. Of: dat weet ik nou wel. Daarmee kan je het heel erg uitdoven bij jezelf. Als stadsdichter moet je wel, dan is het net of mensen erop zitten te wachten. En de mensen van Het Parool zitten er ook op te wachten, wat het ook wordt. Dat heeft mij wel goedgedaan. Ik vond het ook heel leuk als ik een enkele keer aangesproken werd. Ik zat bijvoorbeeld een keer in de trein met mijn kleinzoon toen een man vroeg: ‘Is dat nou dat jongetje uit dat gedicht?’’

Het viel me op dat de bundel gevarieerd is; er staan persoonlijke gedichten in, gedichten over klassieke muziek maar ook over voetbal. Kan alles aanleiding zijn tot poëzie?
‘Ja, daarom wilde ik de voetbalgedichten ook in de bundel, zodat ik kon laten zien dat er ook over hele gewone dingen valt te schrijven. Ook gedichten over voetbal gaan de diepte in. Als ik over Feyenoord schrijf dan gaat het ook over het eeuwige verliezen. Als je een stapje terugdoet gaan de gedichten gewoon over de thema’s waar je altijd over schrijft.’

Bent u door uw stadsdichterschap anders naar Amsterdam gaan kijken?
‘Dat hoopte ik wel in het begin. Ik vond mezelf zo’n zeur, ik had altijd maar kritiek en ik vond de stad te druk en te vies, en dat er altijd omleidingen zijn. Maar mijn kleinzoon van anderhalf was verschrikkelijk enthousiast over de stad als ik met hem rondfietste. Ik dacht: als ik door zijn ogen naar de stad ga kijken vind ik het misschien veel mooier. En dat was soms ook wel zo. Dat helpt mij dan ook wel met het schrijven. Maar in die gedichten zie je ook wel mijn mismoedigheid daarachter.’

U schrijft zowel poëzie als proza, wat best uitzonderlijk is voor een schrijver. Hoe verhouden uw romans zich tot uw gedichten?
‘Bij proza heb je veel meer tekst, je kunt veel meer laten zien en uitleggen en het moet continuïteit hebben. Zo’n roman is echt een werk, daar ben je wel twee jaar mee bezig. Ik heb wel gehad dat ik in zo’n proces zat en dat ik helemaal geen gedichten meer schreef. Het is een hele andere manier van denken.’

Wat is uw schrijfproces bij het maken van een gedicht?
‘Eerst ga ik heel goed nadenken waar het over moet gaan en dan laat ik het gewoon los. Ik heb geleerd dat je dan onbewust aan de gang gaat. Als je daarna begint met schrijven komt er van alles. Dus dan heb je toch gewerkt, zonder het te weten. Ik kan daar echt op rekenen, en ik reken er ook op.’

Heeft u al nieuwe plannen nu de bundel voltooid is?
‘Ik heb geen nieuwe plannen, maar het is heel druk geweest, dus ik wacht rustig af. Maar ik ben ook zeventig, dus ik hoef niet zo veel meer.’

Beeld: Bert Nienhuis

Opmaak 1

Boekgegevens

Anna Enquist, Hoor de stad, Uitgeverij De Arbeiderspers, ISBN 978 90 295 0509 3 (€ 18,99)

Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie december 2015

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven