Interview: Anna Enquist

Toen Anna Enquist Kwartet af had, lieten de personages uit de roman haar niet los. Ze verbond daar de enige juiste consequentie aan en ging verder schrijven.

‘Wat er gebeurde op papier was voor mij een verassing. Ik weet wel dat het uit mijn eigen hoofd kwam, maar het ging zonder een vooropgezet plan en werd dus niet tot een verhaallijn gedwongen,’ zegt de schrijfster. Met Want de avond schreef ze een vervolgroman waarbij het probleem centraal staat dat mensen elkaar missen, maar de weg naar elkaar niet terug kunnen vinden. ‘Ze schamen zich tegenover zichzelf en tegenover de ander. Dan denk je: hoe kan dat ooit weer goedkomen?’
Want hoe zat het ook alweer? In Kwartet musiceren goede vrienden met elkaar in een strijkkwartet, totdat ze tijdens het repeteren op een boot worden gegijzeld en er een explosie volgt. In Want de avond zijn ze allemaal hun eigen weg gegaan en is het de vraag of ze ooit nog samen zullen musiceren.

Want de avond lijkt op het eerste gezicht een wat vreemde titel, maar niets is minder waar. Enquist verwijst naar het kerkelijke gezang ‘Blijf bij mij Heer, want de avond is nabij’. ‘Ik vind die melodie prachtig en de tekst heeft iets dreigends: laat me niet alleen, want het wordt alleen maar erger. En dat is natuurlijk zo. De personages zijn allemaal de vijftig voorbij en dan zijn ze ook nog hun vriendschap kwijt. Dat moet eigenlijk niet: ze moeten bij elkaar blijven.’
Het valt op dat de karakters goed passen bij de instrumenten die ze bespelen. Enquist reageert enthousiast als ik dat opmerk. ‘Voor de eerste viool is een ondernemend iemand nodig, die makkelijk het voortouw neemt en inventief is, dat zie je allemaal terug bij Hugo. Heleen is als tweede violiste vooral volgzaam, maar brengt ook haar eigen accenten aan. Met de donkere kant van de strijkers associeer je vooral Jochem, de altviolist in het ensemble. En ten slotte is er de cello die de basis geeft voor de klank van de drie anderen, maar ook een solo-instrument is. Dat past goed bij Carolien. Zij heeft de zorgende kant door haar beroep als huisarts, maar gaat ook erg haar eigen gang.’ De auteur is zelf celliste in een strijkkwartet en kon dus putten uit eigen ervaringen. Werken van Schubert, Mozart en Dvořák staan, net als in de romans, ook op het repertoire van Enquists kwartet.

Na de ramp weet muziek de hoofdpersonen niet dichter bij elkaar te brengen en het lijkt of de schrijfster daar zelf ook raar van stond te kijken. ‘Je zou wensen dat het zo was, want je ziet juist dat ze dat heel erg missen.’ Hoewel Carolien een vinger heeft verloren, hoeft dat voor het musiceren geen beletsel te zijn. ‘Ik heb expres die rechterpink genomen want ik dacht, dan kan ze nog spelen. Maar ze gebruikt gewoon het gemis van die pink om niets meer te moeten. Ze is heel erg depressief. En haar man zit haar vreselijk op te jutten.’
Als Carolien naar China gaat, wordt alles anders. ‘Door te ontsnappen aan die druk komt ze een beetje tot leven. Je merkt voor het eerst dat ze wat voelt. Dat ze interesse kan hebben voor dingen. Ook voor de muziek.’ Ze komt daar in contact met een jonge altviolist en bezoekt kindertehuizen. ‘Er zit ineens wat beweging in haar gevoelsleven. Dat vond ik wel heel leuk om mee te maken. Net alsof het van bovenaf komt, maar het komt natuurlijk uit mijn eigen pen. Hoe dan ook, het verraste me hoe dat stapsgewijs ging.’
Enquist ging bij Kwartet en Want de avond anders te werk dan bij haar eerste romans. ‘Ik had vroeger een kladschriftje, waarin ik ieder personage een voorgeschiedenis gaf, zodat de karakters verklaarbaar waren. Uiteindelijk kwam dat niet in het boek terecht, maar voor mezelf had ik dat nodig. Ik doe dat niet meer en vind het leuk als iemand zich anders gedraagt dan je bij het karakter zou verwachten.’
De auteur maakt er geen geheim van dat ze met deze muziekromans het Nederlandse cultuurbeleid wilde bekritiseren. ‘Het is mij een doorn in het oog dat met name de muziekeducatie zo is verslechterd. De helft van de muziekscholen is dichtgegaan. En dat terwijl wetenschappelijk bewezen is dat het voor kinderen zo gunstig is om muziek te maken. Dat ze daar beter van gaan leren en zich beter gaan concentreren.’
Ze is ook pessimistisch gestemd over onze muziekcultuur in het algemeen. ‘Klassieke muziek is nu een snoepjescultuur. Mensen weten niet meer waar ze naar moeten luisteren, gaan naar festivals, maar nemen geen abonnement meer op de strijkkwartetserie. Het moet allemaal leuk zijn, het is oppervlaktecultuur geworden.’ Hoewel Enquist zich er enorm over kan opwinden, kan ze zich niet voorstellen dat de belangstelling voor toonkunst nooit meer terugkomt. ‘Het is iets waar ik zóveel van houd. Ik kan me geen leven voorstellen zonder muziek.’

Beeld: Bianca Sistermans

Boekgegevens

Anna Enquist, Want de avond, Uitgeverij De Arbeiderspers, ISBN 9789029525695, 255 pagina’s (€ 21,50)

Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie 6 augustus 2018.

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven