Gekken moeten gedichten maken

De nieuwe dichtbundel van Erik Bindervoet heet De mond van de waarheid. Die waarheid staat centraal door de wereld zo nuchter mogelijk te duiden. Met verbazing en onbegrip tot gevolg.

De poëzie van Erik Bindervoet is nuchter, spitsvondig, kaal en ter zake. Sommige gedichten zijn beperkt tot één zin. Zo luidt het logische probleem op 3-jarige leeftijd: ‘Wat moet ik met het broodje doen als ik het op heb?’
De mond van de waarheid bevat niettemin metaforen en pregnante zinnen. In een poëtische inventarisatie van de mond: ‘De mond als ingebouwde obstinate megafoon. / De mond als glasbak voor tongzoenen. / De mond als asbak voor negerzoenen.’ En het korte gedicht ‘winter’ schetst in precies tien woorden een compleet landschap:

Een ijspegelstruik.
Een dekbed in het water.
De rozen verhit.

Maar de nuchterheid en de anekdotes overheersen. In tegenstelling tot de meeste dichters is de anekdote voor Bindervoet niet een aanleiding om verder te gaan. Voor Rutger Kopland was de anekdote een metafoor, Voor Gerrit Komrij een vorm van satire, voor Ruben van Gogh het begin van een diepere gedachte. Bij Bindervoet is de anekdote vaak niet meer dan een anekdote. Veel ervan speelt zich af in een lullige familiaire omgeving: ‘Bertus klaagde op de verjaardag van tante Jopie over een vettig glas en ging toen bijna op de vuist met tante Tinie. Het spreekt vanzelf dat hij de rest van de familie na dit incident ook nooit meer hoefde te zien.’ Een surrealistisch voorbeeld is ‘Familiekroniek’:

Tante Jopie bleek al veertig jaar
Getrouwd met Harry Mulisch.
Niemand wist het.
Maar er waren foto’s van.

Maar De mond van de waarheid is meer dan een Zestigers-revival. Achter concrete beelden schuilen soms ontroerend intieme verhalen. In veel gedichten is het individu geconfronteerd met de buitenwereld, familie en partners en moet het daarmee omgaan. Bindervoet verwoordt situaties die regelrechte paniek kunnen veroorzaken, of existentiële twijfel, en bezweert die grote problemen door klein en concreet te blijven – maar het ongemak met de buitenwereld blijft wel degelijk aanwezig. Dat vraagt meer dan zakelijkheid en anekdotiek. De liefde is in deze poëticale wereld dan ook een onontkoombaar onderwerp:

Onze tandenborstels
Lepeltje lepeltje naast de tandpasta
Op het aanrecht van het keukenblok
Waaraan we onze tanden poetsen.

Hoewel het individu zich verbaast en verwondert over de wereld en zich soms geen raad lijkt te weten, vindt hij berusting in het mooie, en meer dan genoeg bevestiging en aansporing in juist datgene dat hij niet begrijpt – al is het maar omdat dit interessante poëzie oplevert. Want, zo blijkt uit een gedicht over Rutger Kopland:

Ik kan veel hebben maar
Dichtende psychiaters vertrouw ik niet.
Het zijn de gekken
Die gedichten moeten maken.
De mensen die het niet weten.
Hoe het zit.
Wat er aan de hand is.
Welk pad ze moeten gaan.

lentesymfonie

Dit artikel verscheen eerder in de Boekenkrant, editie mei 2013.

Boekgegevens

Erik Bindervoet, De mond van de waarheid, Uitgeverij De Harmonie, ISBN 978 90 761 6842 5 (€ 15,90)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven