Een zondagsbiografie over Harry Mulisch

Wie kent niet het verhaal van Harry Mulisch die in het café liet omroepen dat er telefoon voor hem was? Schrijver en journalist Stijn Aerden was gefascineerd door de mythevorming rondom de auteur en schreef er een boek over: Telefoon voor de heer Mulisch. ‘Als je het uit hebt weet je meer van Harry Mulisch dan van je eigen oom Piet of oom Frits.’

Door Romy van den Nieuwenhof

Een heel werk wijden aan één schrijver, dat is niet niks. Waar komt de fascinatie voor Mulisch vandaan?
‘Toen ik in Amsterdam kwam studeren was dat voor een jongen uit de provincie natuurlijk in alle opzichten opwindend. Een deel van die opwinding zat hem erin dat ik bepaalde mensen in levenden lijve zou zien. Op het Leidseplein heb ik Mulisch een paar keer zien lopen. Van zijn werk kende ik wat elke middelbare scholier van hem kende. Maar het was zijn uitstraling die mij trof. Daar liep een echte schrijver, ongenaakbaar, schijnbaar ongehinderd door wat anderen van hem vonden. De uitdrukking op Stijn Aerdenzijn gezicht was goedmoedig, geamuseerd, maar zijn blik bleef nergens haken. Niet zozeer het middelpunt van het universum, zoals ik eens gehoord had. Hij liep daar meer alsof hij zich in een parallel universum bevond. Hij zat in zijn boek, en was, tussen twee zinnen door, even op straat – zoiets. De fauteuil achter zijn bureau schommelde na. Maar wel weer tiptop gekleed, dat was daarmee in tegenspraak. Ik ben De Schrijver: zie mij, maar laat me met rust.’
‘Voor mijn boek heb ik op al die vragen die ik me als negentienjarig studentje stelde antwoorden gezocht. Wat was zijn biotoop? Waar dronk hij een glaasje wijn? Nam hij daar een knabbeltje bij? En ook wel ietwat belangwekkender vragen. Waarmee ik tegen de haren in strijk van de literatuurwetenschappers en recensenten die vinden dat je de man in zijn boeken moet vinden, en niet in het plantsoen, in het café, of op de boot naar Ibiza.’

Het boek bestaat uit een serie anekdotes met hoofdstuktitels in bezittelijke vorm, zoals ‘Zijn Boekenbal’ en ‘Zijn verwaandheid’. Het is geen biografie, maar geeft wel een mooi inkijkje in de persoon achter de schrijver Harry Mulisch. Als het geen biografie is, wat is het dan wel?
‘De vorm was voor mij helder, maar ik worstelde een beetje met het hokje waarin het boek past. Het is absoluut geen biografie. Een biograaf spreekt honderd mensen, keert elk feit zes keer om, duidt, en ligt ’s nacht wakker als periodes nog oningevuld zijn. Waar was de schrijver van september tot november 1971? En wat deed hij toen?’
‘Ik heb met Telefoon voor de heer Mulisch een portret geschreven door losse facetten van hem te belichten; ‘Zijn 1000 vrouwen’, ‘Zijn Haarlem’, ‘Zijn pijp’. Het predicaat biografie past dus niet. Maar je krijgt er een hoop schrijfplezier en schrijfgemak voor terug. Je kunt het een zondagsbiografie noemen. Maar een biografie of niet: als je het uit hebt weet je meer van Harry Mulisch dan van je eigen oom Piet of oom Frits.’

Kun je van al die anekdotes een favoriet kiezen, of is het een selectie van favorieten? 
‘De scène over twee studentes op reis door Amerika is een favoriet. In de bus zitten ze achter een dame met een enorme neus. De een zegt tegen de ander in het Nederlands (want wie zal haar verstaan?): ‘Kijk, die mevrouw heeft een neus die bijna groter is dan die van Harry Mulisch.’ Waarop de dame in kwestie zich omdraait en zegt: ‘Harry Mulisch, dat is mijn zoon’. Van dit soort anekdotes moet je er echter niet te veel hebben, want het hangt in de lucht en doet verder niks. Het klinkt ook als een mop.’
‘Een anekdote wordt pas interessant als er in één scène, in één beeld, een heel verhaal wordt verteld. Bijvoorbeeld het verhaal dat de kleine Harry Mulisch ’s ochtends voor de spiegel ging staan om met een liniaal te controleren of zijn kousen wel even hoog zaten. En hoe hij vervolgens op straat zijn voeten zachtjes neerzette zodat die kousen niet afzakten. Hij haatte dat gevoel, en als volwassen man kon hij het nog oproepen. Ik ben dol op dat soort verhalen. Het gevoel van veiligheid dat een goed kostuum hem gaf, dat alles moest kloppen, hoe hij hechtte aan decorum, bijna obsessief. Dat zit voor mij allemaal in dat beeld met die spiegel, die kniekousen en de liniaal.’

Wat voor bronnen gebruik je voor zo’n anekdotisch overzicht?
‘Hoe leuk ik interviewen ook vind… Voor Telefoon voor de heer Mulisch heb ik alleen geput uit bestaande bronnen: interviews, zijn eigen autobiografische werk, biografische verkenningen van met name Onno Blom en Marita Mathijsen. Die beperking heb ik mijzelf opgelegd om het een vrolijke compacte Mulisch te kunnen laten blijven. Desondanks denk ik dat er voor iedereen wel iets nieuws in staat. Zelfs voor de grootste Mulisch-kenner.’

Foto’s Harry Mulisch en Stijn Aerden: Paul Levitton en Thijs Bartels 

9789460235542-600-0

Boekgegevens

Stijn Aerden, Telefoon voor de heer Mulisch. En andere anekdotes over de beroemdste schrijver van Nederland, Uitgeverij Meulenhoff, ISBN 978 90 290 8852 7 (€ 17,99)

Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie oktober 2015.

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven