Een progressieve erfenis nieuw leven inblazen

In Macht en verbeelding brengt Femke Halsema de progressieve denkbeelden uit de roemruchte jaren zestig weer tot leven. Aan de hand van inspirerende denkers laat ze zien hoe relevant die erfenis is voor het huidige publieke debat.

Door Regine Dugardyn

Progressief Nederland is de trots op zijn hoogtijdagen kwijtgeraakt, toen ‘de verbeelding’ nog ‘aan de macht’ was, constateert Halsema in haar essay voor de Maand van de Filosofie. Progressieven hebben zich hun erfenis laten ontnemen door conservatieve politici zoals Frits Bolkenstein en Thierry Baudet. Zij hebben stelselmatig en doelbewust de progressieve idealen versmald tot het extremisme van een kleine groep uiterst fanatieke marxisten uit de jaren zestig en zeventig.

Oer-Hollands
De progressieve erfenis blaast Halsema nieuw leven in door haar huidige relevantie tastbaar te maken. Nationale identiteit hoef je niet per se te verbinden aan etniciteit of ‘eigen volk eerst’, zoals populisten ons doen geloven. ‘Zoals […] Sinterklaas in de negentiende eeuw is bedacht om kinderen te stichten, kan een Sint zonder zwarte piet met evenveel gemak een oer-Hollandse traditie worden.’
Nationale identiteit is volgens Halsema een product van de verbeelding, in die zin dat ze tot op zekere hoogte gemaakt kan worden. Met instemming citeert zij de Amerikaanse politiek denker Benedict Anderson (2036-2015), die al in de jaren tachtig een gezond nationalisme als voorwaarde voor een bloeiende democratie omschreef. Dit in tegenstelling tot zijn agressieve, xenofobe variant. Een nationale identiteit stelt burgers in staat zich met elkaar verbonden te voelen, dwars door alle sociale tegenstellingen heen, aldus Anderson.

Linkse boezem
Voor de verwatering van progressieve idealen, wijst Halsema niet alleen naar rechts; de hand gaat ook in de eigen, linkse boezem. Ze was er zelf bij toen in de jaren negentig PvdA-premier Wim Kok zijn ‘ideologische veren’ afschudde en bevlogen politiek plaatsmaakte voor het doorvoeren van kleine ‘technocratische beleidsaanpassingen’, die vergezeld gaan van ‘kleine gedachtes’. Natuurlijk werd hier oppositie tegen gevoerd, bijvoorbeeld door voormalig SP-leider Jan Marijnissen met Stop de uitverkoop van de beschaving (2001), een pamflet dat destijds door een grote groep intellectuelen, kunstenaars en ondernemers werd ondertekend. En hoewel Halsema de kritiek van Marijnissen op het doorgeschoten neoliberalisme deelt, enthousiast is ze niet over zijn betoog, omdat het geen enkel perspectief op verbetering biedt.
In navolging van politiek filosoof Richard Rorty (1931-2007) noemt ze juist de overtuiging dat de samenleving zichzelf kan verbeteren de kern van progressieve politiek. In Achieving our Country (1998) beschrijft Rorty hoe in de Verenigde Staten progressief links plaatsgemaakt heeft voor cultureel links en het activisme tegen sociale ongelijkheid, discriminatie en andere vormen van onrecht vervangen is door afstandelijke beschouwing. Links wordt cultuurpessimistisch en verliest daarmee zijn hoop.

Voorzichtig utopisme
Eenzelfde ontwikkeling heeft volgens Halsema ook in Nederland plaatsgevonden. Gebrek aan hoop werkt maatschappelijk gezien ontwrichtend. In een pessimistisch klimaat groeit en bloeit, zowel bij ‘nieuw rechts’ als bij traditionele rechtse partijen, ‘de overtuiging dat ons land kapotgaat aan islamisering, misdaad en algehele slapte’. Dit in weerwil van allerlei onderzoeken die aantonen dat het migratiesaldo lager ligt dan algemeen wordt aangenomen, criminaliteit afneemt en zware straffen niet werken.
Hoe kunnen we die hoop weer tot leven wekken? Voorzichtig rehabiliteert Halsema het utopisme. De utopieën in Rusland, China en Cambodja zijn allemaal uitgemond in ongekend wrede dystopieën, maar daar zijn ze door een totalitair bewind klakkeloos als een soort blauwdruk doorgevoerd. Daartegenover plaatst Halsema het utopisme als ‘een vrijplaats voor […] overdenking van mogelijke verandering van de samenleving’. Ze illustreert dit onder meer met de aanpak van klimaatverandering en ongelijke toegang tot voedsel en andere hulpbronnen. Daarvoor zullen we ‘bereid [moeten] zijn de mogelijkheid van een alternatieve economie te verkennen die niet langer op harde competitie is gebouwd.’

Macht en verbeelding voldoet zowat aan alles aan wat je mag verwachten van een essay voor de Maand voor de filosofie. Het prikkelt, het schuurt en sluit aan bij de actualiteit. Halsema slaagt er bovendien in om met haar intellectuele analyses boven het partijpolitieke gekrakeel uit te stijgen. Alleen had ze in haar onderzoek naar de teloorgang van progressieve idealen toch even naar GroenLinks moeten afdalen. De omslag van ‘progressief links naar cultureel links’ doet verdacht veel denken aan haar nadagen als partijleider, toen de achterban van haar partij in opstand kwam tegen de koers van haar opvolger en erfgenaam Jolande Sap. Die omissie zij haar vergeven, want de perspectieven die ze schetst geven de burger weer de hoop dat een gure politieke wind kan overwaaien, al zal dat niet vanzelf gebeuren.

Beeld: Stephan Vanfleteren

Boekgegevens

Femke Halsema, Macht en verbeelding, Uitgave van de Stichting Maand van de Filosofie (€ 4,95)

Dit artikel verscheen eerder in de BKFilosofie, editie 3 april 2018

Berichten gemaakt 5307

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven