Column Lex Jansen: De rolstoel

Het was onrustig in de lobby van het Amsterdamse hotel Dikker en Thijs. We wachtten op Norman Mailer, één van de meest geruchtmakende Amerikaanse auteurs van na de oorlog.

Louis Behre van de literaire organisatie Crossing Border was er al, evenals Joost Zwagerman, die die avond in Paradiso onze gast zou interviewen. De promotiemedewerkster van De Arbeiderspers stond bij de lift, druk in overleg met Norris Church, de vrouw van Mailer. Ook al was Paradiso op een steenworp afstand van het hotel in de Leidsestraat, toch moest er een taxi komen. Norman liep slecht, herhaalde Norris, en daar kon hij beter niet te vaak aan herinnerd worden. ik wist dat ze gelijk had. De vorige avond hadden we gegeten in een warm restaurant aan de Keizersgracht. Norman praatte honderduit, was beweeglijk, nam tussen zijn zinnen door een slok wijn en at met smaak. In het diffuse licht van het etablissement, maar ook door zijn motoriek, leek Norman een jonge, krachtige man. In zijn jonge jaren had hij gebokst en menig tegenstander tegen de vloer geslagen. Nu keek hij echter hulpeloos om zich heen zodra hij opstond. Hij liep wankel, ondanks de steun van Norris. Zijn stappen waren ongelijk en aarzelend. Een wandeling naar Paradiso zou te ver zijn. Ik belde een taxi.

De liftdeuren schoven open. Daar stond Norman Mailer. Hij omhelsde Norris alsof hij haar al dagen niet had gezien en begroette ook mij meer dan hartelijk. Zijn opgetogen toon toen hij ‘Let’s go, where is everybody?’ zei, contrasteerde met zijn lichaamstaal, die onzekerheid verried. Tijdens de taxirit herwon hij zich. De chauffeur parkeerde zijn Toyota naast de artiesteningang, waar Louis Behre klaarstond met een compleet ontvangstcomité. De avond werd een daverend succes. Norman schitterde en het overwegend jonge publiek droeg de held van de New Journalism op handen. De volgende dag stond ik opnieuw in de lobby van Hotel Dikker en Thijs. Er was een vol dagprogramma. Ik had een rolstoel bij me en besloot hem de lift in te dirigeren. Toen ik de hotelkamer binnenkwam, deden Norris en Norman net alsof ze het ding niet zagen. Ze begroetten me uitbundig en trokken hun jassen aan. ik rolde het vehikel tot aan Normans benen. Een korte aarzeling. Een ironisch lachje. Norman ging zitten. In de lift zei hij alleen nog: ‘Je bent de eerste man ter wereld die Norman Mailer in een rolstoel heeft gekregen.’

Jarenlang was Lex Jansen de uitgever en het gezicht van De Arbeiderspers. Sinds een jaar is hij directeur van het door hem opgerichte Magonia: uitgeverij en centrum voor schrijfbegeleiding. Vanaf december 2014 schrijft hij elke maand een column voor de Boekenkrant.

www.magonia.nl

Deze column verscheen eerder in de Boekenkrant, editie februari 2015

Berichten gemaakt 867

Eén gedachte over “Column Lex Jansen: De rolstoel

  1. Leuke column Lex, ik zie het voor me. Verbaast mij niets dat uitgerekend jij dit voor elkaar kreeg bij Mailer.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven