Boekfragment: Genade

Genade vertelt het verhaal van Leah Soesman, die zich probeert te ontworstelen aan de ballast van haar familie. In het volgende fragment treffen we Leah als twintigjarige conservatorium-studente, onderweg… letterlijk en figuurlijk.

Ze had wind tegen.
Tranen rolden over haar wangen. Eenmaal onder de poort moest ze halverwege stoppen. Ze zag haast niks. Ze sjorde haar fiets de stoep op, probeerde kalm te worden.
Aan de overkant zat de Peruaan met de panfluit. In kleermakerszit, op zijn fleurige kleed, op zijn vaste stekkie waar hij beschut was tegen weer en wind, maar waar hij bovenal profiteerde van de galmende akoestiek onder de stenen gewelven zodat zijn onduidelijke geblaas nog wat leek. Hij had haar nog niet opgemerkt, dat wilde ze graag zo houden; hij was altijd onuitstaanbaar blij en legde graag contact, twee dingen die ze nu absoluut niet kon gebruiken. Ze zorgde ervoor dat er een pilaar tussen hen stond.
Nog een nacht en een dag. Nog een nacht en een dag.
Alle stukken tolden onophoudelijk door haar hoofd. Dwars door de panfluit heen. Dwars door haar snikken heen. De lastige fragmenten herhaalden zich, eindeloos, Mozart, Schubert, Brahms, haar koude vingers speelden onbewust mee, haar hoofd had alle probleemfragmenten achter elkaar gemonteerd en herhaalde ze, alsmaar weer, rond en rond.
Leah snikte, achter haar pilaar. Fietsers zoefden af en aan. Een enkele voetganger passeerde haar. Wanneer er iemand naderde boog ze zich snel over haar stuur, deed alsof ze haar fietslamp bijstelde, of haar bel vastschroefde.
Ze gluurde stiekem door haar haren heen, naar de mensen, naar de wereld.
Een groep studenten fietste langs, jongens en meisjes, keurige hoofden, kakkineus accent.
Van de andere kant kwam een jonge vrouw met een klein meisje in het zitje voor haar, liefdevol ingepakt tegen de kou, mutsje, wantjes. Schaterend wees het kind naar de Peruaan, haar lach weergalmde tegen de gewelven, de Peruaan stopte met spelen en lachte mee.
Leahs hart kromp ineen. Het deed pijn, lichamelijk pijn.
Wat doe ik hier. Bij wie hoor ik. Waar ben ik thuis.
Stop, stop.
Mo zou nu al wel zo ongeveer bij oom Leo aankomen. Knapperend haardvuur, kaarsjes, een strijkkwartet of Charles Aznavour, toastjes met zalm en Franse kaas, een lekker ronde, winterse rode wijn, borrelende pannetjes in de keuken.
En zij?
Zij zou weer op haar fiets moeten stappen. Naar haar eigen huis moeten gaan, haar eigen thuis maken. Geen patat, maar iets aardigs van de avondwinkel moeten halen, een pastaatje, een stamppotje. En daarna alles doen om te kunnen slapen. Gemberthee, valeriaan, kruik, wierookje, tv-serie. Zorgen voor zichzelf, zoals dat haar duizend keer op het hart was gedrukt, vroeger, in het Karen Carpenterhuis, waar ze kwam toen ze dreigde te verdampen.
Ze droogde haar wangen af met haar mouw en blies in haar koude handen.
Naar huis, naar huis. Maar daar wachtte de leegte. En in de leegte wachtte de pijn.
Ze stopte haar handen in haar zakken, balde ze tot vuisten en keek hulpeloos om zich heen. Heel even voelde ze aandrang om een volslagen vreemde aan te klampen en om hulp te vragen.
Nee, nee, nee! Beschaamd boog ze haar hoofd, alsof mensen haar gedachte hadden kunnen raden.
Nee. Ze ging dit zelf opknappen. Rustig nadenken.
Misschien zie ik het helemaal verkeerd, dacht ze opeens.
Misschien is mijn huis juist de vlucht. Misschien moet ik precies de andere kant op, moet ik me overgeven aan de liefde. Aan Thomas.
Me laten vallen, me openen, versmelten.

Boekgegevens

Mirjam Vriend, Genade, Uitgeverij London Books, 381 pagina’s (€ 22,50)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie december 2019.

Berichten gemaakt 5307

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven