Boekfragment: Schaduwjongen

Drie jaar geleden leerde Emilie Samuel kennen. Hij spoelde aan in een kleine vissersboot op het strand van Gran Canaria. Nu staat hij plots voor haar deur in Oslo.

Er is een licht in alles wat leeft. Een vlam die vanaf de geboorte in alle mensen brandt en die wordt aangewakkerd door de warmte van anderen. Dat licht is het licht dat Samuel zag in de ogen van zijn moeder. Het is het licht dat hij bij zijn zusje zag toen hij haar hoog boven zijn hoofd optilde en ze krijste van vreugde, en toen hij bij haar op de grond ging zitten en aandachtig luisterde naar wat ze zei, zich helemaal in haar wereld inleefde. Dat licht is het licht dat Samuel bij de andere bootvluchtelingen zag aan de kust van Senegal, voor ze in de boot stapten, toen ze droomden van een andere toekomst.
Dat licht is de hoop, dat de dagen die komen ook gevuld zullen zijn met warmte, menslievendheid, liefde. Het geloof dat ook de toekomst iets waardevols te bieden heeft. Vreugde, zorg, liefde. Anders kwijnt de vlam. Wordt ze bij elke teleurstelling, elke afwijzing zwakker, tot ze dooft.
Hij ruikt de geur van Emilie door de kier van het raam. Voelt de warmte in haar kamer.
Het is ondertussen drie jaar geleden sinds hij haar voor het laatst zag. Dat was in het vluchtelingenkamp, hoog boven de zee, achter de prikkeldraad op Gran Canaria. Hij had haar handen vastgehouden, haar lippen tegen de zijne gevoeld, gevoeld hoe mager en breekbaar ze was, als een oud dametje. Hij had haar rug zien verdwijnen door de poort. Hij had gezien hoe ze in de auto stapte en hoe ze haar ogen dichtkneep om de tranen te bedwingen. Toen vertrok de auto en verdween ze om de hoek, uit zijn leven. Het enige wat hij nog had, was het briefje met haar adres en een subtiele geur van haar parfum op zijn wang. Daarna volgde het leven in het vluchtelingenkamp. De behandeling bij de artsen van het Internationale Rode Kruis. De voedselbedeling. De uren die langzaam wegtikten terwijl ze gehurkt zaten te wachten, zij aan zij tegen de muur of tegen het hek.
Vluchten was onmogelijk. Er was geen uitweg, en het leven in het kamp was geen leven. Het was een plaats buiten de wereld. Een wachtplaats, zoals in de beschrijving van het leven na de dood. Barzakh.
Er waren twee of drie weken voorbijgegaan. Ontelbare verhoren. Ten slotte had hij hun gegeven wat ze wilden. Zijn naam. De naam van de stad vanwaar hij afkomstig was.
Zijn woorden waren sleutels. Zijn naam opende de poort, opende de deur van de auto buiten. Door zijn naam gleden de schuifdeuren in de luchthaven open en heette de politieagent in het vliegtuig hem welkom met een schijnbaar oprechte warmte.
Samuel liep tussen de stoelenrijen, ging op zijn plaats zitten en sloot zijn ogen. Ze waren met z’n vijftienen. Een paar mannen uit Ghana, een paar uit Ivoorkust, de meesten uit Senegal. Ze hadden allemaal de overtocht over zee gemaakt. Alles geriskeerd en verloren. De teleurstelling stond op hun gezicht te lezen. Het vliegtuig taxiede met een steeds hogere snelheid over de startbaan en steeg op. Boven de stranden, de toeristen en de plantages. Samuel leunde met zijn voorhoofd tegen het raampje van het vliegtuig en keek naar beneden naar de donkere zee. In de loop van een paar uur overvlogen ze de hele route die Samuel zelf in drie weken tijd had afgelegd, in de kleine vissersboot.

Boekgegevens

Simon Stranger, Schaduwjongen, vertaling: Sofie Maertens en Michiel Vanhee, Uitgeverij Clavis, 192 pagina’s, ISBN 978 90 448 2851 1 (€ 15,95)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie januari 2017

Berichten gemaakt 5313

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven