Boekfragment: In dienst van de nazi’s

Een uniek boek over daders in de Tweede Wereldoorlog, gewone mensen als gewelddadige collaborateurs. 

Tegen het einde van 1943 draaide de destructiemachinerie van het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau op volle toeren. Dagelijks werden er duizenden mannen, vrouwen en kinderen vergast en verbrand. 
In de aan Auschwitz verbonden werkkampen ging het leven ondertussen door. Er werd slavenarbeid verricht, geintimideerd, geslapen, honger geleden, gelachen, getreurd, gehuild, gehoopt, gedroomd, gezongen, gestolen, geslagen, geschopt, pijn geleden en gestreden om te overleven. Kortom, naast de alom aanwezige dood was er in Auschwitz ook leven, zij het in het voorportaal van de dood. 
Zij die nog niet dood waren en als dwangarbeider werkten, moesten worden bewaakt om ontsnappen te voorkomen en om rust en discipline te handhaven. Mannen werden door mannen bewaakt, en voor de vele vrouwelijke gevangenen waren er in Auschwitz de zogeheten Aufseherinnen: vrouwelijke bewakers. Sommigen van deze Aufseherinnen waren in Auschwitz al berucht, en na de oorlog raakte hun naam onlosmakelijk verbonden met bizar geweld, zware mishandeling, ongebreideld sadisme, moord en doodslag. 

Irma Grese en Maria Mandl zijn bekende voorbeelden van extreem gewelddadige Aufseherinnen in Auschwitz. Irma Grese – bijnaam: ‘het Mooie Beest’ – mishandelde en vermoordde in Auschwitz eigenhandig vele gevangenen. Na de oorlog werd ze veroordeeld en opgehangen.  
Maria Mandl – bijnaam: ‘het beest van Auschwitz’ – was Oberaufseherin. Ze stond bekend als een wrede en cynische sadiste die met groot plezier gevangenen zwaar mishandelde, martelde en de dood injoeg. Ze stuurde eigenhandig duizenden mensen naar de gaskamers. Na de oorlog werd ze in Polen ter dood veroordeeld. Op 24 januari 1948 werd Mandl opgehangen. 
Er werkten ook Nederlandse Aufseherinnen in Auschwitz. Over minstens twee Nederlandse bewaaksters gingen na de oorlog verhalen rond over hun wreedheid. Zo verklaarde een ooggetuige dat Jacoba Roelofs – de jongste van de twee – de gewoonte had om spek uit te bakken om het vervolgens voor de voeten van haar uitgehongerde gevangenen te gooien. Wie het waagde een stukje spek op te pakken, werd door Roelofs genadeloos afgeranseld. Volgens een andere ooggetuige zou Roelofs een Poolse of Hongaarse gevangene vreselijk hebben mishandeld. Over haar collega, vriendin en latere schoonzus Ria Jorink werd gezegd dat zij haar gevangenen regelmatig trapte en met een zweepje sloeg. 

Wie waren Jacoba Roelofs en Ria Jorink? Wat is er in hun leven gebeurd waardoor zij vrijwillig kozen voor de functie van Aufseherin in een concentratiekamp? Waren zij overtuigde nazi’s of naïeve vrouwen die hun hart volgden? Of ging het toch vooral om het eigen gewin? Waren zij echt zo wreed als door verschillende ooggetuigen werd beweerd? Waarom werd de een na de oorlog zo goed als vrijgesproken, terwijl de ander veroordeeld werd tot een lange gevangenisstraf?  

Boekgegevens

Paul van de Water, In dienst van de nazi’s, Uitgeverij Omniboek, 384 pagina’s (€ 25,00)

Berichten gemaakt 5313

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven