Boekfragment: De zoetzure smaak van dromen

De ouders van Sun Li runnen een Chinees restaurant in een Fries dorpje. In De zoetzure smaak van dromen geeft Li een unieke inkijk in Chinese restaurants.

‘Wij gaan eten.’ De eerste keer begreep ik het niet. Begripvol keek de blonde moeder me aan. ‘Als je de volgende keer mee wilt eten moet je dat aan ons en je ouders vragen, goed?’ Net als de koektrommel was ook etenstijd afgebakend in de nette huizen van mijn vriendinnen. Als je bij een Chinese familie zou vragen of je mag blijven eten zou dat een belediging voor de familie zijn. De vraag zou veronderstellen dat je niet welkom was. Of dat de familie te arm zou zijn om zich een gast te kunnen veroorloven. ‘Wij gaan eten’ betekende bij ons thuis: ‘Ga nu nog maar even plassen en je handen wassen’ of ‘Wil je alvast aan tafel gaan zitten?’ Maar meestal werd het niet aangekondigd. Als je bij ons was tegen etenstijd gingen mijn ouders ervan uit dat je bleef eten. Je gasten hoor je eten te geven. Dat hoort bij Chinees zijn. Je gasten geen eten geven is als spugen in de thee voordat je die opdient. De gerechten die je aanbiedt zijn onuitgesproken woorden van waardering. Als er verse garnalen, vis of andere zeevruchten in huis zijn, dan kun je erop vertrouwen dat ze die in de wok licht roerbakken of stomen zodat de delicate smaken tot hun recht komen. De beste bladgroentes worden uitgezocht en op hoog vuur omgeschept met een teen knoflook en een snuf zout. Als we weten dat je komt maken we een stoofgerecht voor je klaar, waarvoor de voorbereiding zeker al een dag eerder is begonnen. Zachte spareribs, urenlang gestoofd met dertig tenen knoflook en een lepel zoute, bruine sojabonen. Je kom, bord of glas wordt bijgevuld tot je bijna moet overgeven. Op de mededeling van de blonde moeder dat ik mezelf de volgende keer moest uitnodigen wist ik niet wat te antwoorden: met hete wangen knikte ik gehoorzaam en trok mijn jas aan. Thuis vroeg ik of ik de volgende keer bij mijn vriendin mocht blijven eten. Dat mocht niet. Het zou veel te laat worden en dan mocht ik niet meer alleen naar huis lopen.

Toen ik bijna twaalf was mocht ik van mijn ouders eindelijk heel af en toe bij vriendinnen blijven eten. Met hoge verwachtingen schoof ik aan keurig gedekte tafels. Links een vork, rechts een mes. Een lamp boven de tafel. Een vader aan het hoofd. Een moeder met een schort achter het fornuis. Het waren de maaltijden van de jaren tachtig. De globalisering was nog niet doorgedrongen tot de keukens in het dorp. Vlees werd in een zwarte pan gebakken in margarine, bestrooid met vleeskruiden en gegaard in een plas water met de deksel erop. Aardappelen en groente kookten in hun eigen pannetjes met water. Drie pannen verdriet. Ik kwam erachter dat vlees, het maakte niet uit van welk dier, zo hard en taai kon zijn als een gekookte tak. En dat nootmuskaat de dingen die het taaie vlees vergezelden niet naar iets anders dan water kon laten smaken. Nu begreep ik waarom groente mijn klasgenootjes deed rillen. Ze waren vergeten het water van de rivieren uit de keukens te pompen. Snotterige, bleke hoopjes pap, aan hun einde gekomen door de verdrinkingsdood. Waterige aardappelen. Waterige boontjes. Waterige bietjes. Waterige kool. Waterige wortels. Waterige doperwtjes. De stekende jaloezie die ik voelde jegens normale kinderen met hun opgeruimde huizen, bij elkaar kleurende kleren en betrokken ouders werd verzacht bij elke hap die ik van het eten nam. Die arme kinderen. Dit was toch geen eten?

9789026331756-600-0

Boekgegevens

Sun Li, De zoetzure smaak van dromen, Uitgeverij Ambo|Anthos, 272 pagina’s, ISBN 978 90 263 3175 6 (€ 19,99)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie september 2016

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven