Harry's twintigste
‘#HarryPotter20’, werd er gisteren van de Twitterdaken geschreeuwd, want Harry Potter & de Steen der Wijzen verscheen precies twintig jaar geleden in de winkels. Ik heb er zelf niet over getweet, maar ik heb wel even mijn eigen exemplaar ter hand genomen – een uit elkaar vallend geval van losse, gescheurde en met chocomel bevlekte pagina’s. Als bij toverslag werd ik getransporteerd naar een ver verleden: het was 1999, ik was 10 en ik las in drie weken tijd de eerste drie boeken over Harry en zijn vrienden uit.
Ik was weleens eerder fan van iets geweest – op achtjarige leeftijd was ik ervan overtuigd dat Backstreet Boy Nick Carter en ik voor elkaar gemaakt waren – maar mijn obsessie voor Harry Potter nam pas echt spectaculaire vormen aan. Samen met een vriendinnetje maakte ik illustraties bij mijn favoriete passages. Ik werd lid van de Harry Potter-fanclub, en met carnaval ging ik naar school in Potter-kostuum. Nee, Hermelien was ik niet. Met mijn zwartgeverfde lokjes stevig weggestopt onder een puntmuts en een bliksemschicht op mijn voorhoofd deed ik alsof ik de held van het verhaal was.
Door de jaren heen is mijn obsessie geleidelijk aan wat minder heftig geworden. Natuurlijk heb ik alle films gezien en sloeg ik op achttienjarige leeftijd met enige weemoed de allerlaatste bladzijde van Harry Potter & de relieken van de dood om. Maar de tijden dat ik een Potter-boek letterlijk stuk las, liggen helaas achter me. Deze zomer hoop ik Harry’s twintigste verjaardag echter nog eens goed te vieren, als ik in Los Angeles het Potter-pretpark van Universal Studio’s bezoek. J.K. Rowling schreef immers toch het eerste boek dat mijn hoofd echt op hol liet slaan en mij in een boekenwurm veranderde. En dat, mede-dreuzels, is zeker een feestje waard.
Anouk Abels
Hoofdredacteur Boekenkrant
anouk@boekenkrant.com