Longread: Vloedgolven koffie in IJslandse romans

De IJslandse literatuur is uniek in de wereld. Ze kent een lange en rijke geschiedenis, die veel verder gaat dan de Oudnoorse saga’s en de Scandi-thrillers van vandaag de dag. Zes blogs geven via de literatuur een breed beeld van de cultuur en geschiedenis van het eiland. Dit is deel twee: de rol van koffie in romans van Halldór Laxness en Jón Kalman Stefánsson. 

Door Elianne Bruin en Laura Molenaar 

‘Viltu kaffi?’ (Wil je koffie?) is misschien wel de belangrijkste zin om uit je hoofd te leren voordat je IJsland bezoekt. Koffie is een sociaal smeermiddel: een uitnodiging om een bakkie te doen zal je zeker nieuwe vrienden opleveren. Burggraaf Bryce, die IJsland al in 1872 bezocht, merkte op dat er drie dingen zijn die in geen enkele IJslandse boerderij ontbreken: een stel boeken, een koffiekan en een portret van Jón Sigurðsson, de leider van de onafhankelijkheidsbeweging.  
Geen wonder dat de koffie je ook in de IJslandse moderne literatuur om de oren vliegt, liefst met hele thermoskannen tegelijk. Dit blijkt ook uit de boeken van twee van IJslands grootste schrijvers die we hieronder zullen bespreken: Nobelprijswinnaar Halldór Laxness en de hedendaagse Jón Kalman Stefánsson.  

Koffie aan de voet van de gletsjer 
‘Ik kan u jammer genoeg geen koffie aanbieden, want mijn vrouw is niet thuis.’ Zo verontschuldigt de bisschop zich tegenover ‘ondergetekende’, de hoofdpersoon uit Aan de voet van de gletsjer. Ondergetekende, ook wel Gebi, de ‘gevolmachtigde van de bisschop’, krijgt van de bisschop de taak om de kwaliteit van de zielzorg aan de voet van de Snæfellsgletsjer te onderzoeken. Laxness schreef het boek in 1968, nadat hij in 1955 de Nobelprijs voor de Literatuur had gewonnen en experimenteler durfde te schrijven.  
Aan de voet van de gletsjer is vaak geïnterpreteerd als religiekritiek. Laxness bekeerde zich als jonge man tot het katholicisme en werd monnik in een Luxemburgs klooster, maar later legde hij de habijt af. Een andere interessante invalshoek om het boek te begrijpen is via de rol die koffie in het verhaal speelt. 

Halldór Laxness

Meer koffie dan je drinken kan 
De wildste verhalen deden de ronde over dominee Jón Primus en zijn parochie aan de voet van de gletsjer. Er zou een lijk op de gletsjer begraven zijn, en er zouden geen kerkdiensten meer worden gehouden. Gewapend met een bandrecorder gaat Gebi op weg. Hij wordt verwelkomd in het dorp door Dora de Stamper, die hem massa’s koffie en cake aanbiedt. ‘De koffie smaakte naar aarde, en als ik de waarheid moet vertellen zonk mij de moed in de schoenen toen ik die berg gebak rond zulke slechte koffie verzameld zag.’ 
Gebi drinkt ‘gewoonlijk niet meer dan een half kopje,’ maar om Dora tevreden te stellen drinkt hij toch maar door. Later heeft hij het over ‘twee vloedgolven koffie’ die hij achter de kiezen heeft. De voorzitter van de raad van ouderlingen vertrouwt Gebi toe: ‘In de oude saga’s zijn de mensen niet zo gastvrij en die reputatie is lang aan ze blijven kleven, hoewel veel zich ten goede heeft gekeerd sinds de koffie is ontdekt.’ Zo integreert Gebi via de koffie in de gemeenschap.  

Een typische IJslander, misschien 
Als Gebi meer verhalen verzamelt, wordt de smadelijke stand van het christendom tot zijn schrik bevestigd. Jón Primus blijkt liever primussen te repareren – vandaar zijn bijnaam – dan teraardebestellingen te voltrekken of kinderen te dopen. Hij heeft geen religie nodig om zijn parochianen bij te staan, ziet Gebi: ‘Filosofie en theologie hadden op hem geen effect, gezond verstand nog minder (…). Een typische IJslander, misschien.’  
Even drinkt hij met de parochie mee. Na een moeizaam gesprek met een boer van verderop, verzucht hij bijvoorbeeld: ‘Nu rest mij waarschijnlijk niets anders dan te proberen bij mejuffrouw Dora de Stamper koffie met gebak te krijgen.’  
Maar tegen het einde van het verhaal ontmoet Gebi een vrouw, Úa. Zij is van mythische proporties en lijkt uit het niets verschenen te zijn. Op dat punt lijkt hij zijn moed weer opgevat te hebben, want op haar aanbod antwoordt hij: ‘Bedankt, maar ik ben voor altijd gestopt met koffiedrinken.’  
Hoewel het vanwege dat surrealisme moeilijk is grip te krijgen op de binnenwereld van de verteller in Laxness’ roman, kunnen we aan de hand van koffie toch enige conclusies trekken. Het feit dat hij zwicht voor de koffie duidt erop dat er binnen in hem iets verandert. Misschien dat Gebi concludeert dat religie hem niets kan bieden, en dat hij net als Jón Primus op zijn eigen wijsheid kan varen. Dat beeld wordt ook opgeroepen aan het eind van de roman, wanneer hij met Úa uit het dorp aan de voet van de gletsjer ontsnapt, totdat hun auto vastloopt en ze moeten uitstappen. Úa verdwijnt in het niets, en de ondergetekende blijft alleen achter. 

Koffie voor iedereen? 
Ook in Jón Kalman Stefánssons meest recent vertaalde boek, Het geknetter in de sterren, is het weer raak. In deze roman kijken we door de ogen van een zevenjarige jongen die op jonge leeftijd zijn moeder is verloren. Op een dag wordt hij wakker en komt er een vreemde vrouw uit de slaapkamer van zijn vader gelopen. De jongen vindt het ontzettend moeilijk om zijn stiefmoeder te accepteren, en haar familie leren kennen is al helemaal een stap te ver. Wanneer zij voor het eerst op bezoek komen, durft hij zich nauwelijks te bewegen: ‘Niemand heeft iets gezegd sinds papa zei: Welkom, ga zitten de koffie komt zo. De wanden buigen onder het zwijgen.’ De koffie wordt hierna niet meer genoemd, wat wellicht verklaard kan worden door het feit dat onze jonge verteller zelf nog geen koffie drinkt en er verder niets mee te maken heeft. De relatie tussen de jongen en de (familie van zijn) stiefmoeder zal ook in de rest van het boek niet verbeteren, terwijl zijn vader ondanks het haperende begin toch bij zijn nieuwe vrouw blijft – misschien had het geholpen als onze verteller wel al koffie had gelust.  
Later in het boek overlijdt de oma van de verteller en worden haar bezittingen onder de familieleden verdeeld. Terwijl de tranen vloeien stelt de opa voor om koffie te zetten, opdat er ‘dingen geregeld worden’. De jongen mag zijn opa helpen ‘de koffie naar binnen te brengen’. Omdat hij hier wel een rol krijgt in het koffiedrinken, vertelt hij vervolgens ook daadwerkelijk dat de koffie wordt gedronken en dat er orde op zaken wordt gesteld. Als uitsmijter krijgen we te horen dat een oom graag het koffiekopje van oma wil: ‘Ik wil hem af en toe gebruiken als ik koffie drink, misschien voelt het dan alsof ze niet echt dood is.’ In deze scène helpt het drinken van koffie eerst om de familieleden te troosten en tot rust te laten komen, en vervolgens zorgt het koffiekopje van de oma ervoor dat zij zich met haar verbonden blijven voelen. 

Koffie verbindt 
Koffie kan banden scheppen; niet alleen tussen de levenden, maar zelfs met de doden. In Aan de voet van de gletsjer onderzoekt Gebi een dorpsgemeenschap, en tussen de massa’s cake en kannen koffie door leert hij hen beter kennen, terwijl hij steeds verder verwijderd raakt van zijn opdracht. In Het geknetter in de sterren helpt koffie de familie bij de rouw en staat een koffiekopje symbool voor de overledene. Tegelijkertijd kan het ontbreken van koffie de relatie tussen de betrokkenen juist schaden.  
Het is duidelijk dat de koffie fungeert als sociaal smeermiddel. In IJslandse romans drijft de gemeenschap op de zwarte, hete drank.  

Jón Kalman Stefánsson

Boekentips: 
Van Halldór Laxness zijn veel werken vertaald, de recente drukken allemaal door Marcel Otten: Aan de voet van de gletsjer (De Geus, 2007), en Onafhankelijke mensen (De Geus 2002) zijn de bekendste. Laxness was een zeer veelzijdig schrijver, wat weerspiegeld wordt in de rest van zijn vertaalde werk: De klok van IJsland (De Geus, 2005) is een historische roman, Het visconcert (2004) is een bespiegelende roman over kunst. De gelukkige krijgers (2011) lijkt qua stijl en plot op een Oud-IJslandse saga, en Het herwonnen paradijs (2004) is geïnspireerd door Laxness’ reis naar de Mormonen in Utah, en gaat over de zoektocht naar het paradijs. Overigens zijn een aantal van Laxness’ boeken vroeg in de twintigste eeuw ook al eens vertaald, bijvoorbeeld door Greta Baars-Jelgersma en Annie Posthumus.  

Ook Jón Kalman Stefánsson is veel vertaald, door Marcel Otten. Zijn recentst vertaalde werk is Het geknetter in de sterren (Ambo/Anthos 2021). In IJsland is hij het bekendst vanwege Hemel en hel (2010), het eerste deel van een trilogie, gevolgd door Het verdriet van de engelen (2011), en Het hart van de mens (2013). Andere romans zijn Zomerlicht, en dan komt de nacht (2008), Het verhaal van Ásta (2019), Vissen hebben geen voeten (2015), en Iets ter grootte van het universum (2016). 

Verder lezen en kijken: 
Lees hier een interview met Jón Kalman Stefánsson uit de Boekenkrant.
Lees hier een recensie van Het verhaal van Ásta in Trouw, door Sofie Messeman.

Hieronder zie je een mooi filmpje over Laxness en zijn nalatenschap. Je ziet daarin zijn huis Gljúfrasteinn, dat nu een museum is, en de iconische beelden van zijn onthaal na het in ontvangst nemen van de Nobelprijs (vanaf 02:50).  

Bekijk hieronder een interview met Jón Kalman Stefánsson. 

Berichten gemaakt 5306

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven