Boekfragment: Piranesi

Piranesi woont in het Huis. In zijn notitieboeken doet hij zorgvuldig verslag van de wonderen ervan. Op dinsdag en vrijdag ziet Piranesi zijn vriend, de Ander. Op andere momenten brengt hij de doden offerandes van voedsel en waterlelies. Maar meestal is hij alleen. Tot er boodschappen beginnen te verschijnen… 

Toen de maan opkwam in de Derde Noordelijke Zaal liep ik naar de Negende Vestibule om getuige te zijn van de vereniging van drie Getijden. Dit is iets wat slechts eens in de acht jaar gebeurt. 
De Negende Vestibule is opmerkelijk vanwege de drie grote Trappen die hij bevat. Langs zijn Muren zijn marmeren Standbeelden opgesteld, honderden en nog eens honderden, Laag na Laag rijzen ze op tot in de verre hoogten. 
Ik klom de Westelijke Muur op tot ik aankwam bij het Standbeeld van een Vrouw met een Bijenkorf, vijftien meter boven het plaveisel. De Vrouw is twee of drie keer zo groot als ikzelf en de Bijenkorf is bedekt met marmeren Bijen ter grootte van mijn duim. Eén Bij – dit bezorgt me altijd een licht gevoel van misselijkheid –kruipt over haar linkeroog. Ik wurmde Mijzelf zelf in de Nis van de Vrouw en wachtte tot ik de Getijden in de Lagere Zalen hoorde bulderen en de Muren voelde trillen met de kracht van wat er stond te gebeuren. 
Eerst kwam het Getijde uit de Verre Oostelijke Zalen. Dit Getijde steeg zonder geweld de meest Oostelijke Trap op. Hij had geen noemenswaardige kleur en zijn Wateren waren niet meer dan enkeldiep. Hij spreidde zich als een grijze spiegel uit over het Plaveisel, het oppervlak gemarmerd met strepen melkachtig Schuim. 
Daarna kwam het Gedijde uit de Westelijke Zalen. Dit Getijde denderde de meest Westelijke Trap op en raakte met een enorme dreun de Oostelijke Muur, waardoor alle Standbeelden sidderden. Zijn Schuim was zo wit als oude visgraten, en zijn kolkende diepten waren tinachtig. Binnen enkele seconden reikten zijn Wateren zo hoog als de Tailles van de eerste Laag Standbeelden. 
Als laatste kwam het Getijde uit de Noordelijke Zalen. Het slingerde zich de middelste Trap op en vulde de Vestibule met een explosie van glinsterend, ijswit Schuim. Ik was doorweekt en verblind. Toen ik weer kon zien, stroomden de Wateren van de Standbeelden af. Dat was het moment dat ik me realiseerde dat ik een fout had gemaakt bij het berekenen van de waterstanden van het Tweede en Derde Getijde. Een torenhoge Piek van Water wervelde omhoog naar de plek waar ik hurkte. Een grote Hand van Water rekte zich uit om me van de Muur te plukken. Ik wierp mijn armen om de Benen van de Vrouw die een Bijenkorf draagt en bad tot het Huis om me te beschermen. De Wateren bedekten me en ik werd even omringd door de vreemde stilte die komt als de Zee over je heen spoelt en zijn eigen geluiden smoort. Ik dacht dat ik zou sterven, of anders dat ik zou worden meegesleurd naar de Onbekende Zalen, ver van het gedrang en geraas van de Vertrouwde Getijden. Ik klampte me vast. 
Toen, net zo plotseling als het was begonnen, was het voorbij. De Verenigde Getijden wervelden verder de omringende Zalen in. Ik hoorde het gedonder en gekraak toen de Getijden tegen de muren sloegen. De Wateren in de Negende Vestibule daalden snel tot ze nauwelijks nog de Sokkels van de Eerste Laag Standbeelden bedekten. 
Ik realiseerde me dat ik iets vasthield. Ik opende mijn hand en trof een marmeren Vinger van een of ander Ver Standbeeld dat de Getijden daar hadden geplaatst. 
De Schoonheid van het Huis is onmetelijk; zijn Vriendelijkheid is oneindig. 

Boekgegevens

Susanna Clarke, Piranesi, vertaling: Jacqueline Smit, Uitgeverij Orlando, 272 pagina’s (€ 22,50)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie november 2020

Berichten gemaakt 5305

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven