‘Je moet een wreedaard durven zijn’

Voor zijn debuutroman In de naam van TienKamelen werd de Vlaamse schrijver Bouke Billiet (1981) genomineerd voor De Bronzen Uil. Dit voorjaar verscheen zijn tweede roman: Wij waren Trojanen. Een verhaal dat hem kaapte.

Op vakantie in Normandië slentert Bouke Billiet door de straten van het druilerige Honfleur. Het is 2013, zijn debuutroman In de naam van TienKamelen is goed ontvangen en hij is bezig met een tweede boek. Zijn blik valt op een rij huizen aan de kust die met hun voorgevel afgekeerd staan van de zee. De eerste zin van zijn nieuwe roman nestelt zich in zijn hoofd: ‘Het dorp keerde zich af van de zee.’ In zijn verbeelding ziet hij een stormachtige nacht en een arts die tussen twee huizen op en neer rent omdat er tegelijkertijd twee kinderen geboren worden. ‘En dan ben je vertrokken,’ zegt Billiet met zachte stem, ‘Je maakt een paar notities, dan ontwikkelt zich dat en een paar weken later heb je een eerste ruwe versie van het boek. Ik was in die tijd eigenlijk bezig met iets anders, maar dit verhaal heeft mij stormenderhand veroverd. Oké, dacht ik, dan ga ik een avontuurlijk liefdesverhaal schrijven, met ridders en zwaarden en alles erop en eraan.’
Wij waren Trojanen speelt zich af op twee eilanden in een verdronken wereld. We volgen Pollux en Fay, nakomelingen van overlevenden van een schipbreuk in 1672, op hun weg naar volwassenheid. Dit liefdesverhaal wordt afgewisseld met stukken waarin een schrijver aan het woord is die worstelt met zijn schrijverschap. Gaandeweg raken die twee werelden steeds meer verstrengeld. Billiet: ‘De schrijver is er pas ingeslopen toen ik gevraagd werd een lezing te geven over het boek waarmee ik bezig was. Ik heb een aantal bespiegelingen opgeschreven. Toen ik thuis was en het manuscript vorderde, zag ik ineens hoe ik de worsteling van mijn personages nog kon verdiepen door de laag van de schrijver eraan toe te voegen.’
En zo is Wij waren Trojanen uitgegroeid tot een boek dat niet alleen over liefde en noodlot gaat: het is een ode aan de verbeelding en aan de kracht van verhalen vertellen. Het boek zit vol verwijzingen naar de klassieken, zonder dat het al te expliciet gesteld wordt. Billiet wilde in eerste instantie een meeslepend verhaal schrijven. ‘Ik vind het belangrijk om de lezer grondig te verleiden. Er komen in dit boek rauwe scènes voor, en die werken beter als je de lezer eerst op een kopje koffie onthaalt. Eigenlijk schepte ik er wel genoegen in om een heel zoet bestaan te introduceren en het dan weer keihard af te breken. Je moet een wreedaard durven zijn, anders heb je geen verhaal. En nu citeer ik mezelf.’ Op de laatste uitspraak volgt een schaterlach. Een van de weinige tijdens onze ontmoeting in zijn woonplaats Gent. Hij spreekt bedachtzaam, in mooie volzinnen, die doorspekt zijn met woorden als ‘misschien’ en ‘alhoewel’.

Billiet heeft geschiedenis gestudeerd. Dat is goed te merken aan de nauwkeurigheid waarmee hij de wereld van de twee eilanden uit het niets optrekt. Alles lijkt te kloppen, van het communale belastingsysteem dat ze op het eiland Liggekind hebben tot aan de beschrijving van de materialen die de eilanders gebruiken. ‘Ik heb veel research gedaan. Qua taal bijvoorbeeld. Ik heb veel woorden geschrapt die nog niet konden bestaan in 1672, omdat ze bijvoorbeeld pas na de Industriële Revolutie zijn opgekomen.’ De reden waarom hij geschiedenis interessant vindt is dezelfde reden als waarom hij literatuur interessant vindt. Hoe zit de mens in elkaar? In wat voor omstandigheden kun je hem plaatsen dat hij zus of zo reageert? ‘Om onszelf te leren kennen bestuderen we de geschiedenis,’ zegt hij. ‘En dat werkt dan niet, vandaar ook dat literatuur ontstaat, misschien als een alternatieve zoektocht.’
Hoewel die historische achtergrond meespeelt, is Billiet vooral schrijver. Voor hem is er geen ander bestaan denkbaar. Deze weken, zo net na het uitkomen van Wij waren Trojanen, zijn niet de makkelijkste. ‘Ik ben nu niet aan het schrijven, dus eigenlijk heeft mijn leven geen zin,’ lacht hij. ‘Dat klinkt natuurlijk verschrikkelijk puberaal, maar er zit wel een kern van waarheid in. Als je schrijft, doe je niets anders: je ontwikkelt je niet op andere terreinen van je leven. Dus als je dan even niet schrijft, dan kijk je om je heen en merk je dat het wel erg stil is geworden.’
De beste remedie tegen de stilte is weer gaan schrijven. Het is te hopen dat ook deze schrijver, net als die in het verhaal, zich optrekt aan een touw van letters, en de lezer zich in de toekomst mag verheugen op nog zo’n meeslepend en verbeeldingsrijk boek.

Foto: Tim Vanhove

Wij waren trojanen

Boekgegevens

Bouke Billiet, Wij waren Trojanen, Uitgeverij Wereldbibliotheek, ISBN 978 90 284 2611 5 (€ 19,95)

Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie juli 2015

Berichten gemaakt 5302

Eén gedachte over “‘Je moet een wreedaard durven zijn’

  1. Wie dit boek nog niet gelezen heeft: rep je naar de boekhandel.
    Wij waren Trojanen is niet voor luie lezers, dat moet gezegd.
    Maar sprankelend en vol levenswijsheid en vooral: véél zinnen die op zichzelf al een boek waard zouden zijn. Alsof de schrijver, nadat het boek geschreven was, een mand vol taalpareltjes boven haalde en deze over zijn tekst uitstrooide. En die pareltjes kwamen allemaal precies op de juiste plek terecht.
    Ontroerend en soms hilarisch: lang geleden dat een zinsnede in een boek mij hardop in lachen deed uitbarsten. Lang geleden ook dat een boek mij tot tranen ontroerde. Lang geleden dat ik een boek las dat mij zoveel levenswijsheid gaf en begrip voor menselijk doen en laten, proberen en falen, en soms winnen. Een parel aan de nederlandstalige literatuur!
    Lézen dat boek.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven