Interview: Mazen Maarouf

De Palestijns-IJslandse schrijver Mazen Maarouf groeide op in het door oorlog verscheurde Libanon. In zijn Man Booker Prize-genomineerde verhalenbundel Grappen voor de schutters confronteert hij zijn herinneringen door ze tot het absurde te verheffen.

Door Mirjam Mulder

Voordat hij deze verhalenbundel geschreven had, zag Maarouf zichzelf alleen als dichter. Het genre had zelfs nooit zijn interesse, ook niet om te lezen. ‘Ik had niet verwacht dat ik ooit korte verhalen zou schrijven, ik dacht altijd dat dat  alleen voor mislukkelingen was,’ grinnikt hij. Maar alles veranderde op een noodlottige dag in Stockholm, toen zijn rugzak met zijn nieuwe gedichten werd gestolen. Hij kreeg een poet’s block. Maarouf: ‘Soms heb je een schok nodig om verder te komen in het leven. Die dief was voor mij een soort boodschapper, een openbaring: “Stop met het schrijven van gedichten en probeer iets nieuws.”’

Overlevingsmechanisme
Ook al woont hij nu in het vredige IJsland, zijn traumatische herinneringen aan zijn jeugd in Beirut heeft hij nooit achter zich kunnen laten. Het korte verhaal bleek een goede vorm om dat onder ogen te komen. Toch is deze bundel niet echt autobiografisch te noemen. ‘In elk van de verhalen zit een element, een detail, dat echt gebeurd is. En hoewel dat gegeven misschien het beginpunt was, is het nooit het hoofdonderdeel van het verhaal geworden,’ legt de auteur uit. ‘Ik wilde mijn herinneringen fictionaliseren door ze in situaties te plaatsen die nog overdrevener en grotesker waren dan de werkelijkheid. Als een manier om mezelf te vertellen: ik heb het overleefd.’
Hoewel oorlog in bijna elk verhaal duidelijk aanwezig is, treedt die nooit op de voorgrond. ‘Ik wilde eerlijk zijn tegenover mijn ervaringen,’ vertelt de schrijver. ‘Op een gegeven moment denken mensen er niet meer aan dat het oorlog is, want dat is het elke dag. Het wordt een sociale conditie. Het is als een zoemend geluid op de achtergrond; je weet dat het er is, maar je besluit het te vergeten. En toch tast het alle aspecten van het dagelijks leven aan. Als iedereen zich onveilig voelt, dan verandert dat hoe mensen met elkaar omgaan. De oorlog komt ieder huis binnen en ontwricht alles.’
Ondanks dit zware thema, bevat het boek veel absurdistische, zwarte humor. Maarouf: ‘Ik denk dat humor en tragedie altijd zij aan zij lopen in een mensenleven, hoewel ik daar niet op lette tijdens het schrijven. Tegelijkertijd herinner ik me dat als we aan het schuilen waren voor de bombardementen  en voor ons leven vreesden, er mensen om mij heen waren die nog steeds grappen konden maken. Een verdedigingsmechanisme dat hen het gevoel gaf een innerlijke vrijheid te bezitten. Grappen vertellen terwijl anderen je proberen te doden, dat was de opperste vorm van verzet.’

De egocentrische mens
In het titelverhaal probeert een jongetje in een naamloze stad zijn dove tweelingbroertje aan de schutters van de militie te verkopen, in ruil voor beveiliging van zijn familie. Door de overtuigende kinderstem die Maarouf in dit verhaal opvoert, denk je algauw dat hij dit personage op zichzelf heeft gebaseerd. Dat blijkt echter niet het geval. ‘Hij is een stuk dapperder dan ik als kind was, en meedogenlozer. Hij geeft niet om zijn broer, omdat hij in zijn eigen hoofd zit, zijn eigen logica volgt. Juist daarom heeft hij veel betere overlevingsmechanismen dan ik,’ zegt de auteur, en voegt dan toe: ‘Ik zou mijn broer nooit verkopen, ik kijk wel uit; hij zou me in elkaar slaan voor ik dat kon doen!’
Veel van het absurdisme in het verhaal komt voort uit die kinderlogica, die de schrijver ook in de rest van de bundel toepast. Zo zien de personages vaak betekenis of zelfs persoonlijkheden in de dieren om hen heen. In ‘Bioscoop’ wandelt een koe doodgemoedereerd de projectorruimte binnen na een bomaanslag, en in ‘Juan en Ausa’ blijkt een stier de broer te zijn van het buurmeisje van de hoofdpersoon. ‘Als klein kind martelde ik insecten,’ luidt Maaroufs verklaring. ‘Van mieren en sprinkhanen tot schorpioenen en babyslangen. Ik zette ze in een bak en liet ze met elkaar vechten. Later realiseerde ik me dat wij als mensen heel egocentrisch zijn. We kleineren dieren om onszelf groter te voelen. Alsof het leven alleen om ons draait. En dus lijkt het me een goede psychologische oefening voor ons om andere, zwakkere bondgenoten te introduceren in verhalen, en ze te behandelen als gelijke.’
Verrassend genoeg is dat ook de reden dat twee van de verhalen over stierenvechten gaan. Maarouf: ‘Die traditie laat zien dat we nog steeds hetzelfde leven als in de oudheid, toen we gladiatoren toejuichten terwijl ze elkaar afmaakten. Ik wilde laten zien hoe tragisch het is: de verfijnde techniek van de matador tegenover het overlevingsinstinct van een dier. Dat wij die wreedheid tot een hele elegante sport hebben gemaakt, zegt veel over ons. En dat is waarom literatuur en kunst zo belangrijk zijn: zij kunnen ons genezen van deze ziekte, door ons meer te leren over onze aard, en over goed en kwaad.’

Boekgegevens

Mazen Maarouf, Grappen voor de schutters, vertaling: Richard van Leeuwen, Uitgeverij De Harmonie, (€ 17,50)

Deze recensie verscheen eerder in de Boekenkrant, editie januari 2020.

Berichten gemaakt 5302

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven