Interview: Jente Posthuma

Als iemand die je dierbaar is zelfmoord pleegt, laat dat een gigantische leegte achter. In de roman Waar ik liever niet aan denk valt ineens de tweelingbroer van de hoofdpersoon weg. Met schrijfster Jente Posthuma, die in 2016 debuteerde met Mensen zonder uitstraling, heb ik het over het onbegrip, de depressie en het schuldgevoel die daarmee samengaan. 

Door Hugo Jager

‘Het is menselijk om je verantwoordelijk te voelen voor het leed van een ander,’ merkt Posthuma op. We hebben het over een dramatisch moment in het boek: als de tweelingbroer van de hoofdpersoon een eind aan zijn leven gemaakt heeft en zij zich zelfverwijten maakt. ‘Het helpt wel om te beseffen dat er grenzen zijn aan wat je voor een ander kunt doen, zoals er tussen mensen grenzen bestaan. Dit besef kan pijnlijk zijn, omdat je dan moet toegeven dat je alleen op de wereld bent.’ De schrijfster benadrukt dat ze redeneert vanuit het standpunt van een amateurpsycholoog. ‘Volgens mij is het altijd zinvol om met een goede therapeut te praten, ook voor mensen die vrede hebben met hun eenzaamheid. Vooral omdat zelfkennis zo vreselijk belangrijk is, ook al blijf je natuurlijk altijd blinde vlekken houden.’ 
Posthuma maakte een zelfmoord van nabij mee. Haar schoonvader regisseerde zijn eigen dood. ‘Hij was een heel leuke, charismatische man, die op latere leeftijd met depressies kampte. In zijn laatste jaren liet hij zich steeds vaker ontvallen dat hij niet meer wilde leven, vooral met mijn schoonmoeder had hij daar gesprekken over.’ Volgens de schrijfster was zijn dood voor de achterblijvers erg confronterend. ‘Zelfdoding kan voelen als de grootste afwijzing die er is. Dat gevoel wilde ik in dit boek beschrijven. Hij kon tot op het laatst nog terug. Dat hij toch doorzette laat zien hoe moedig hij was. En hoe enorm wanhopig.’
Die wanhoop begint vaak met een depressie. Zo is dat tenminste bij de tweelingbroer in de roman, die te maken krijgt met angstaanvallen. Het drijft de ik-persoon en haar tweelingbroer uit elkaar en ze lijken elkaar niet meer te begrijpen. ‘Wie depressief is sluit zichzelf af van de buitenwereld. Dus ik denk dat het voor mensen die nooit depressief zijn geweest onmogelijk is om precies te snappen wat er dan met je gebeurt. Zelf weet ik ook niet hoe het is.’ Posthuma trekt dat besef door naar elke menselijke relatie. ‘Uiteindelijk is het nooit mogelijk om een ander helemaal te begrijpen, daar zijn boeken over vol geschreven. En dat is iets waar iedereen op een bepaald moment in het leven achter komt. Of je een ander volledig kunt vertrouwen weet ik eigenlijk ook niet. Ik denk het niet, maar dat belet me niet om me in relaties te storten, zolang ik mezelf maar niet verlies.’

Levenshouding
Hoewel het nu lijkt alsof inWaar ik liever niet aan denk alleen heftige thema’s worden aangesneden, klopt dat niet helemaal. ‘Mijn manier van schrijven leent zich voor een onderwerp als dit. Mijn toon is laconiek, licht, de pijn zit tussen de regels verstopt. Ik vind het prettig om overal de humor van alles in te zien. Misschien is dat ook wel een overlevingsmechanisme, maar dat klinkt zo zwaar. Eigenlijk is het meer een levenshouding.’ 
Of het nu gaat om mannelijke zeepaardjes die jongen uitbroeden, Mengeles experimenten met tweelingenof het aantoonbare narcisme van Trump, het is voor de personages in het boek een overlevingsstrategie om te beschikken over feitenkennis. ‘De broer en zus komen allebei voortdurend met feitjes op de proppen om elkaar af te troeven. Wie het meeste weet is de baas. In mijn familie is dat ook zo. Als je iets vertelt is er altijd wel iemand die ‘dat wist ik al!’ roept. Mijn zoon van zes begint er ook al mee.Voor de broer en zus in het boek is feitenkennis een houvast. Ze googelen zich suf, maar zichzelf goed kennen doen ze eigenlijk niet.’ 
Volgens de auteur is er zeker een overkoepelend thema in haar werk aan te wijzen. ‘In mijn boeken gaat het vaak over de ruimte die een mens inneemt ten opzichte van anderen en over het terugvinden van je eigen geluid.’ Ze is alweer bezig met iets nieuws. ‘Mijn volgende boek wordt autobiografische literaire non-fictie, een verhaal over mijn vader, mijn moeder, mijn eigen moederschap, mijn schrijverschap en de manier waarop veel vrouwen al vroeg in hun leven wordt afgeleerd om zich uit te spreken. Het gaat vooral over de angst om je stem te laten horen. En de woede die je voelt als je het woord niet krijgt. Die angst en woede waren bij mij ooit heel groot. Inmiddels zijn ze kleiner, maar ze zijn er nog steeds.’ 

Boekgegevens

Jente Posthuma, Waar ik liever niet aan denk, Uitgeverij Pluim, 239 pagina’s (€ 19,99)

Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie juli 2020. 

Berichten gemaakt 5307

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven