Daniël Vis en de zelfkant van de poëzie

Daniël Vis won dit jaar het NK Poetry Slam. Het leverde hem een stroom aan optredens en media-aandacht op. Zo was hij te zien bij Margreet Dolman begrijpt ’t, waar hij met een vingercamera tot bijna in zijn neus gefilmd werd. We praten met de ‘Slampion 2014’ over zijn succes en zijn debuutbundel Crowdsurfen op laag water, dat tijdens het literatuurfestival City2Cities gepresenteerd werd.

De poetry slam is de plek waar je je dichterlijk hebt ontwikkeld. Schreef je daarvoor ook al gedichten?
‘Ik ben in mijn pubertijd begonnen met dichten. Niet zo bijster interessant hoor, maar toch. Later heb ik mij ingeschreven bij de U-Slam, een slam-wedstrijd in Utrecht. Zo’n wedstrijd is vrij laagdrempelig: je meldt je aan en je mag meedoen. Ik heb daar veel geleerd. Van de jury krijg je lik op stuk en ook uit het publiek hoor je signalen. Voor kritiek moet je wel enigszins resistent zijn. Je moet niet het gevoel hebben dat je op al je tere plekken getrapt wordt. Ik kan daar kennelijk wel tegen.’

Heeft de poetry slam je schrijven beïnvloed?
‘Nee, ik ben geen typische slamgedichten gaan schrijven. Sterker nog, vroeger schreef ik melodieuzer en metrischer dan tegenwoordig. Natuurlijk doe je wel wat met de kritiek die je hoort, maar ik ben bijvoorbeeld altijd al meer van het schrijven in beelden geweest dan van het schrijven in metaforen. Ook zoek ik eerder naar gelaagdheid in betekenis dan naar hoe iets op het podium het beste tot zijn recht komt.’

En op een dag dacht je: ik stuur eens wat op naar een uitgeverij?
‘Ik trad ooit eens ergens op waar Menno Wigman ook stond, en hij vroeg mij wat naar hem op te sturen. Tijden later deed hij dat nog eens en tipte mij toen bij Prometheus, waar ik eerder al eens een gesprek had gehad. Daar ben ik met mijn huidige redactrice Katrijn Van Hauwermeiren in gesprek geraakt en zo kwam het tot een bundel.’

Is Menno Wigman een voorbeeld voor je?
‘Menno schrijft veel klassieker dan ik. Hij maakt op een subtielere manier gebruik van ritme en klankspel. Maar binnen zijn stijl weet hij onderwerpen aan te stippen die verwant zijn met wat in mijn poëzie voorkomt. In die zin hebben we wel een overeenkomst en ik waardeer zijn poëzie zeer. Er zijn verscheidene dichters die ik bewonder. Lucas Hirsch bijvoorbeeld, die overeenkomstige thema’s behandelt, al vind ik zijn gedichten politieker dan de mijne. En Bernard Wesseling, wiens optredens ik zag. Ik hou van poëzie waarin de zelfkant aanwezig is.’

Hoe is die zelfkant in jouw werk aanwezig?
‘Neem het maternale thema, een heel klein onderdeel van de bundel. Mijn moeder is toen ik jong was overleden aan kanker. Dat was nog in de fase dat een kind zich aan het binden is. Dat kwam dus ongelukkig uit.’

Vandaar wellicht die cynische toon van je gedichten?
‘Dat zou je kunnen zeggen, ja. Al was ik altijd al een buitenbeentje, om maar te zeggen: er zijn meer wegen die naar sociale oningebedheid leiden.’

Hoe is Crowdsurfen op laag water ontstaan?
‘Ik heb niet naar een bundel toe geschreven, maar een keuze gemaakt uit de gedichten die ik had liggen. Omdat ze door de schrijfstijl en de onderwerpkeuze dicht bij elkaar staan, was dat goed te doen. De beste zijn in de bundel beland. Andere gedichten zijn gesneuveld omdat ze inhoudelijk te dicht bij een ander gedicht lagen. Het redactieproces zorgde ervoor dat ik op een frisse manier naar ouder werk kon kijken. Bovendien ben ik bewust geraakt van andere interpretaties van mijn gedichten dan de interpretaties die ik altijd had.’

En de titel?
‘Die is ontstaan tijdens Lowlands. Ik was bij een optreden waar maar weinig mensen waren. Iemand probeerde te crowdsurfen. Toen schoot die regel mij te binnen. Dat ik geen regel uit de bundel heb genomen, is omdat dan al gauw een te grote nadruk op dat titelgedicht komt te liggen. En dat het juist deze regel is geworden, is vanwege het ambigue karakter ervan. Er zit natuurlijk ‘spijkers zoeken op laag water’ in. Er wordt dan ook wel wat gezeurd in mijn bundel. Ook zit er het idee van gedragen worden in, en dat dat dus niet gebeurt.’

Dat lijkt tegenstrijdig met Sunday Morning van The Velvet Underground, waaruit je motto is gekozen:  ‘Watch out, the world’s behind you.’ In dat nummer wordt herhaaldelijk gezongen: ‘there’s always someone around you / who will call’.
‘Je zou met die regels kunnen zeggen dat er dus wel iemand is die je draagt. De muziek is ook heel prettig, met dat xylofoontje en die belletjes. In de regel die op je citaat volgt, ‘It’s nothing at all,’ gaat de meerduidigheid alle kanten op. Je kunt het evengoed op een paranoïde manier interpreteren. Het verleden, de verloren jaren zitten je op de hielen, ook dat wordt gezongen. Daarom sluit dat motto zo mooi aan, juist vanwege dat dubbelzinnige karakter.’

Zijn er onderwerpen waarover je niet kunt schrijven?
‘Ik bedenk nooit: vandaag ga ik eens over dit of dat onderwerp schrijven. Ongeveer eens per maand schrijf ik een gedicht en dan is het weer verplicht afkicken. Maar het begint steeds opnieuw en heftiger te kriebelen, een soort PMS, en dan moet ik weer wat schrijven. Daardoor is de thematiek zo constant. Hoewel ik wel opdrachtgedichten aanneem, en die vreemd genoeg wel weer op tijd afkrijg – al is het vaak een dag voor de deadline.’

Crowdsurfen-op-laag-water

Boekgegevens

Daniël Vis, Crowdsurfen op laag water, Uitgeverij Prometheus, ISBN 978 90 446 2551 6 (€ 15,00)

Dit artikel verscheen eerder in de Boekenkrant, editie mei 2014.

Berichten gemaakt 5305

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven