Boekfragment: Niemand keek omhoog

In Niemand keek omhoog schetst Evelien Vos in korte scènes de gebeurtenissen uit het leven van een jonge vrouw die succesvol had kunnen worden, maar dat niet is. Als haar ouders naar Zweden verhuizen, gaat ze zelf ook op zoek naar een ander leven.

Mijn linkeroor is eens uitgescheurd toen mijn opa mij drie kussen gaf. Hij pakte me altijd bij mijn oren en die dag heel hard. Met een spiegeltje zag ik dat het bloedde, maar nie­mand geloofde dat het daarvan kwam.
‘Jouw oren staan gewoon te ver van je hoofd,’ zei mijn moeder. Daarna leegde ze met een zucht het koffiefilter in het koffieblik en begon ze opnieuw met het tellen van de schepjes koffie.
Net zoals dat niemand mijn broer geloofde toen hij ver­telde dat onze oma aan zijn oor had gelikt toen hij achter de computer zat. Ik wel. Die twee waren knettergek.

Mijn opa had mijn oma in de oorlog van een Amsterdam­mer in een loopgraaf bij Stalingrad gekocht. Een jongen die net als mijn opa naar de Duitsers was overgelopen.
‘Ik heb het geprobeerd, maar ze wil me niet,’ vertelde de jongen. Voor een pakje sigaretten mocht mijn opa mijn oma’s foto en het telefoonnummer van haar ouders hebben. Op die foto had mijn oma korte blonde krullen en droeg ze een beige mantelpak. Ze was knap en keek een beetje spot­tend. Alsof ze de fotograaf zo zou kunnen krijgen als ze zou willen.

Mijn opa belde haar ouders na de oorlog vanaf het station. Hij zei dat het snel geregeld was. Ze ontmoetten elkaar een half jaar later in Den Haag, nadat mijn opa in de mijnen in Limburg had gewerkt.

Mijn oma zat met haar zus in het café tegenover station Den Haag Staatsspoor op hem te wachten. Hij loog over zijn leeftijd en zij maakte ruzie met haar zus, omdat die hen niet alleen wilde laten, zoals ze vooraf had beloofd.
Mijn oma heeft me vaak verteld dat haar zus zelf een oogje op mijn opa had. Alsof het een mooie herinnering was die haar op opgeruimde dagen te binnen schoot. Als we op haar verjaardag bij het Chinese restaurant in het dorp aten of als we op zaterdagochtend samen naar de bakker liepen om tompoezen te halen.

‘Maar zij was veel te lang voor hem,’ sloot ze haar verhaal dan triomfantelijk af. Mijn oma was blij dat ik kleine voeten en smalle polsen heb, maar ze vond dat ik vaker in de zon moest zitten in de zo­mer.
‘Je bent helemaal niet bruin geworden!’ gilde ze elk jaar weer vanaf de bank bij mijn ouders. De bank die met de rug naar het raam aan de straatkant stond, zodat ze alles wat in ons huis gebeurde goed kon zien. Mijn vader was als zijn ou­ders op bezoek kwamen dingen op zijn studeerkamer aan het zoeken, mijn opa las de krant breeduit op zijn schoot en mijn moeder spoelde de koffiekopjes nog een keer om, voor ze de koffie inschonk.

De laatste keer dat ik mijn opa in het verzorgingstehuis be­zocht was op een woensdagmiddag. Het was warm op straat en het regende zacht. De rode Burberry regenjas van mijn moeder zat al in een verhuisdoos.
Op die jas had iemand een sticker met ‘Nederland verdient beter’ geplakt toen ze jaren geleden eens per ongelijk op een demonstratie tegen het be­leid van Balkenende was beland. Daarna had ze hem nooit meer aangedaan, maar ze kon hem ook niet wegdoen.


Evelien Vos, Niemand keek omhoog, Uitgeverij Van Oorschot, 183 pagina’s (€ 20,00)

www.vanoorschot.nl

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie 4 februari 2019

Berichten gemaakt 5283

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven