Boekfragment: Mijn hart gaat door

Pontus’ beste vriendin heeft een profiel voor hem aangemaakt op een datingapp. Ze hoopt dat hij door nieuwe contacten van zijn depressiviteit af zal komen.

Mijn naam is Ponpon. Gisteren heette ik nog Pontus, maar vanaf nu ben ik Ponpon. Verbaasd staar ik naar het scherm van mijn mobiel. Mijn hoofd tolt en mijn mond is zo droog dat ik hem weer tot leven moet likken. Ik hou van lekker eten (daar ben ik vast volkomen uniek in), van gezellig naar de bioscoop, van psychologie en van spinning. En van Savage Garden. Ik schiet recht overeind in bed. Het doet me overal zeer. Savage Garden? Daar luister ik al sinds mijn veertiende niet meer naar. Mijn hart begint te bonzen. Bonsbonsbonsbonsbons. Ik voel het onder mijn huid. Het voelt alsof het elk moment door mijn vel kan springen om op mijn eenpersoonsbed te belanden. Daar zal het stil blijven staan. Langzaam tot rust komen, als een oude grammofoon. Ga ik nu dood? Begint het jaar zo, met doodgaan? Nu bonst niet alleen mijn hart, maar mijn hele lichaam. Ik voel dat mijn ademhaling zwaarder wordt, dat de lucht in mijn borst langzaam naar buiten stroomt, alsof iemand er een gat in heeft gemaakt. Ik zwaai mijn benen over de rand van het bed en duw mijn hielen en voetzolen tegen het visgraatparket. Ik duw zo hard ik maar kan. Dat heb ik geleerd. Dat is een manier om in de wereld te blijven. Met je voeten op de grond. Letterlijk. Ik blijf een poosje zo zitten, totdat mijn voeten zeer gaan doen. Ik probeer mijn ademhaling onder controle te krijgen. Drie tellen in, vijf tellen uit, drie tellen in, vijf tellen uit.
Even later keer ik langzaam terug naar de werkelijkheid. Mijn voeten hangen nu slap boven de vloer. De zon schijnt mijn kamer binnen. Op het lichtgele behang, op alle schilderijen, op de oude piano van mijn oma, die om de een of andere reden hier mocht staan. Ik wrijf vermoeid over mijn gezicht en veeg mijn blonde haar uit mijn ogen. Ik pak mijn mobiel en klik het scherm aan. Ik staar weer naar mezelf. Op een foto die gemaakt is op een midzomeravond, toen ik met Jossan en de groep op stap was. Ik zit op de reling van een kleine zeilboot. Mijn ogen zijn dicht vanwege de felle zon en ik lach. Ergens op de achtergrond staat Calle te barbecueën, maar hem zie je niet op de foto. Je ziet alleen mij. Ik weet nog dat ik gelukkig was. Het zou weleens de laatste blije foto kunnen zijn die van mij is gemaakt. Want slechts een week na die midzomeravond voelde ik de grond onder mijn voeten wegzakken en toen wist ik nog niet eens hoe je naar de werkelijkheid terug kon keren.
‘Pontus?’
Het hoofd van mijn moeder komt om de hoek van mijn deur. In haar grote bos haar zitten diverse rollers en stokjes. Ze ziet eruit als een explosie die is stopgezet.
‘We gaan zo iets bestellen. Wil jij hetzelfde als altijd, of wil je het menu nog eens bekijken?’
‘Eh… Ik kan wel weer hetzelfde nemen.’
‘Oké, dan doen we dat. Gaat het goed met je, trouwens?’
Ik knik vermoeid en doe mijn best om te glimlachen.
‘Was het leuk gisteren?’ vraagt ze.
‘Ja, hoor. Hoe was het bij Jörgen en Kattis?’

Boekgegevens

Christoffer Holst, Mijn hart gaat door, vertaling Edith Sybesma, Uitgeverij Stortebeeker, ISBN 9789492750112, 179 pagina’s (€ 15,95)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie 6 mei 2019.

Berichten gemaakt 5302

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven