Boekfragment: Lentetuin

Lentetuin van Tomoka Shibasaki is een roman over verlies, vriendschap en architectuur in een buurt van Tokio die langzamerhand gentrificeert.

De vrouw had haar hoofd uitgestoken over de rand van het balkon op de eerste etage en keek ergens naar. Ze bleef een tijdlang in dezelfde houding staan: handen op de reling en nek uitgestrekt.
Taro wilde juist het raam dichtdoen, maar hij onderbrak zijn beweging en sloeg haar gade. De vrouw verroerde geen vin. Door de lichtweerkaatsing op haar bril met zwart montuur kon hij niet precies uitmaken waar ze haar blik op richtte, maar aan de positie van haar hoofd te zien keek ze recht voor zich uit. Daar, aan de overkant van de muur van betonblokken, bevond zich de woning van de huisbaas.
Van bovenaf bekeken had hun flatgebouw de vorm van een L in spiegelbeeld. Taro’s flat lag in het korte uitsteeksel, op de begane grond. De vrouw stond aan het eind van de bovenverdieping, op het balkon van de flat het verst bij hem vandaan, en ze viel nog juist in zijn gezichtsveld toen hij het raampje wilde sluiten dat uitkeek op de binnentuin. Binnentuin was eigenlijk veel gezegd. Het was een onbestemde ruimte van zo’n drie meter breed, waar alleen onkruid uit de kieren in het beton groeide, en het was verboden hem te betreden. Nu het lente werd, woekerde er razendsnel oosterse wingerd op de muur die het terrein van het flatgebouw scheidde van dat met de woning van de huisbaas. De esdoorn en de pruimenboom er vlak achter waren niet gesnoeid en de takken strekten zich uit over de muur. Voorbij de bomen bevond zich een vrij oud, met houten planken bekleed huis van twee verdiepingen. Zoals gewoonlijk was daar geen teken van leven te bespeuren.
Hij richtte zijn blik weer op de vrouw. Ze stond nog op precies dezelfde plek. Vanaf Taro’s flat op de begane grond werd het zicht belemmerd door de betonnen muur en kon je alleen het dak van de woning van de huisbaas zien, maar vanaf de eerste etage had je ongetwijfeld ook uitzicht op de benedenverdieping en de tuin. Hij kon zich echter niet voorstellen dat daar iets interessants te zien was. Zowel de rood geschilderde metalen dakbedekking als de donkerbruine planken gevelbekleding was merkbaar versleten. De bejaarde huisbazin, die er in haar eentje had gewoond, was al een jaar geleden in een zorginstelling opgenomen. Toen hij haar voor het huis de straat had zien vegen, had ze er nog kwiek uitgezien, maar blijkbaar was ze zesentachtig. Dat had hij van de vastgoedmakelaar vernomen.
Boven het dak waren lucht en wolken zichtbaar. Die ochtend was de hemel de hele tijd mooi helder geweest, maar nu was er bewolking gekomen. Sneeuwwitte flarden waren het. Het was pas mei, maar het leken wel wolken in hoogzomer. Taro keek naar de gedeelten die uitsprongen boven de rest en dacht: zulke wolken reiken naar het schijnt duizenden meters hoog. Het contrast met het diepblauw van de hemel was te sterk en deed pijn aan zijn ogen.
Starend naar zo’n wolk fantaseerde Taro dat hij zich er bovenop bevond. Dat deed hij wel vaker. Hij liep dan een lange, lange afstand, tot hij eindelijk de rand van de wolk bereikte en daar zijn handen op steunde om omlaag te kijken. Hij zag de stad. Hoewel die kilometers van hem was verwijderd, kon hij duidelijk het kleinste steegje in de wirwar van straten, elk dak in dat dichte kluwen onderscheiden. Over de wegen gleden auto’s als minuscule insecten. Een vliegtuigje kliefde de ruimte tussen hem en de stad. Alleen dat beeld was in animatie. In de cockpit met glazen koepel zat niemand op de stoel. Er was ook geen geluid. Niet alleen het vliegtuig was onhoorbaar, nergens kwam ook maar enig geluid vandaan. Toen hij langzaam opstond, botste hij met zijn hoofd tegen het plafond van de hemel. Er was niemand om hem heen.
Dat was de vaste aaneenschakeling van taferelen die sinds zijn kindertijd voor hem opdoemde. Hij keek weer naar het balkon aan het eind van de eerste etage. Anders dan daarnet was daar nu een stuk van een witte rechthoek te zien. Als het ware uit het niets verschenen. Kennelijk had de vrouw een blok tekenpapier of nee, een schetsboek op de reling neergelegd. Tekende ze de bomen? Het balkon was op het zuiden gericht en er hing maar een korte dakrand boven. Het was twee uur in de middag. Het licht was zonder twijfel erg fel.
Af en toe leunde de vrouw voorover. Op die momenten zag hij ook opnieuw haar gezicht. Naast die bril met zwart montuur had ze een vrij kort, onverzorgd kapsel, een pagekopje, als je het dan toch iets moest noemen. Ze was hier in februari ingetrokken. Taro had haar een paar keer voor het flatgebouw gezien en hij schatte haar voor in de dertig, ongeveer zijn leeftijd of iets jonger dus. Ze was klein van gestalte en altijd vrijwel hetzelfde gekleed, in een T-shirt en een trainingspak of zo. Opeens stak de vrouw haar nek uit van achter het schetsboek. Ze draaide haar hoofd in zijn richting. Op dat moment besefte Taro eindelijk dat de vrouw niet naar de woning van de huisbaas daar recht tegenover keek. Ze keek naar het huis ernaast, dichter naar Taro’s flat toe. Het hemelsblauwe huis.
Plotseling weerklonk de schrille roep van een vogel en het geritsel van bladeren en takken. Het volgende moment kruiste zijn blik die van de vrouw. Nog voor Taro zijn ogen afwendde, trok de vrouw zich met haar schetsboek terug. Hij hoorde de schuifdeur dichtgaan. Daarna kwam ze niet meer naar buiten.

Boekgegevens

Tomoka Shibasaki, Lentetuin, vertaling: Luk Van Haute, Zirimiri Press, 128 pagina’s (€ 19,50)

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven