Boekfragment: Het wolkenpaviljoen

Met het stranden van zijn huwelijk komt een architect tot een confronterend inzicht: waar hij voor anderen huizen ontwerpt, is hij zijn eigen thuis verloren. Wat is een thuis? Kan een gevoel van thuis gelegen zijn in een landschap of binnen de grenzen van het eigen lichaam?

Twintig jaar geleden bezocht Luut de Ise Jingu-tempel voor het eerst. Jong en verwachtingsvol liep hij door de straten van Ise, een grijze provinciestad die in niets deed vermoeden dat de heiligste tempel van Japan zich hier bevond. Omringd door oneerbiedige lelijkheid zocht zijn oog tevergeefs naar een tempeldak of de contouren van een oranje poort, hij moest geduld hebben. Hij was niet alleen, een stoet van mensen bewoog met hem in dezelfde richting. Een fuik van souvenirwinkels en eetstalletjes dreef hen naar een rivier waar een lange houten brug het water overspande. Op die brug keerde alles om, het circus van bontgekleurde banieren bleef op de oever achter en aan de overkant wachtte een bos van ceders. Tussen de bomen heerste stilte die werd benadrukt door krassende raven, de vogels lieten zich niet zien, ze hielden zich verscholen in de hoogste takken. 
Als jonge architect was Luut gefascineerd geraakt door de Ise Jingu-tempel die iedere twintig jaar tot aan de grond toe werd afgebroken en nieuw opgebouwd. In de voorbije dertien eeuwen was het ritueel al tweeënzestig keer uitgevoerd. Een nuchter mens kon het opvatten als geldverspilling of een al te rigoureuze renovatie, maar in Japan gold dit ritueel als een spirituele schoonmaak. Om het huis van de zonnegodin Ametarasu te zuiveren, moest het in zijn geheel worden neergehaald en met nieuwe materialen herbouwd, alleen zo bleef het onderkomen haar schoonheid waardig.
De tempel belichaamde onsterfelijkheid. Tijd en elementen kregen geen grip op haar materiaal, twintig winters waren te weinig om de rieten daken te doen schimmelen en vers cederhout zou binnen twee decennia niet rotten. Naast de symboliek van wedergeboorte, bood het ritueel de mogelijkheid tot een les.
Eeuwenoude bouwtechnieken en ambachten bleven behouden omdat ze van generatie op generatie werden doorgegeven, zoals de sterke houtverbindingen waar geen schroef of spijker aan te pas kwam. De bouw van een nieuwe tempel nam acht jaar in beslag en wanneer er twaalf jaar waren verstreken, ving men weer aan met de volgende versie. 
Naast de bestaande tempel bouwde een select gezelschap van timmermannen aan een replica, ieder detail werd met de grootste precisie gekopieerd. Zodra de nieuwe versie gereed was, stonden er twee identieke Ise Jingu’s zij aan zij. In een heilige processie werden drie schatten, een juweel, het zwaard en de spiegel van de Zonnegodin, naar hun nieuwe onderkomen verplaatst. De verhuizing voltrok zich in het donkerste uur van de nacht, dan kon de godin daarna meteen haar goede werk hervatten en de zon laten opkomen. Die eerste dageraad werd bijgewoond door honderden Shintopriesters die op hun knieën het licht verwelkomden. Daarna moest de oude tempel sterven.
Het versterven duurde een tijd want het heiligdom werd balk na balk ontmanteld, het hout in blokken gehakt en verspreid over altaren door het hele land om tot in alle uithoeken geluk en voorspoed te brengen. Het pad boog af naar de rivier. Luut volgde het voorbeeld van de andere tempelgangers, knielde op de oever neer en waste zijn handen in het heilige water, spoelde er zijn mond mee schoon. Naarmate de stoet dieper doordrong in het woud van ceders, leek de aantrekkingskracht van het heiligdom toe te nemen.

Boekgegevens

Jannie Regnerus, Het wolkenpaviljoen, Uitgeverij Van Oorschot, 131 pagina’s (€ 20,00)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie mei 2020.

Berichten gemaakt 5283

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven