Boekfragment: Het verdronken land

Vina woont op het eiland Getijden. Door haar missende hand wordt ze door de anderen gezien als last. Maar dan ontdekt ze dat de koning een geheim heeft dat hun wereld voorgoed kan veranderen…

Ik schrijf dingen in het zand zodat ik ze niet vergeet. Dingen waar ik van hou.
Duisternis.
Dromen.
Kokkel.
Buck Kettlefish.
Dingen waar ik naar verlang.
Een warme, droge plek.
Een nacht lang ongestoord slapen.
Ik zie hoe de golven het strand op rollen en de woorden wegvagen. Alsof ze nooit hebben bestaan. Weggevaagd uit het mogelijke. Het is bijna alsof de golven me uitdagen.
Ik ben er zeker van dat mensen duizenden getijden lang nadachten over hoe en wanneer de wereld zou vergaan. Misschien vroegen zij zich af of het zou gebeuren terwijl zij nog leefden. Of dat hun kinderen of kleinkinderen ongelukkige getuigen zouden zijn als de wereld om hen heen in elkaar stortte.
Maar dat hoef ik me niet af te vragen.
Ik weet dat het binnenkort gaat gebeuren en misschien zelfs terwijl ik nog leef.
Elke morgen vraag ik me af of ik de zonsondergang zal meemaken. Elk zuchtje wind is als de dood die in mijn nek hijgt.
Ik knijp mijn ogen half dicht tegen de zon, die brandt als vuur tussen gitzwarte rookwolken aan de horizon. Het hoogtij nadert, de golven komen langzaam dichterbij. Met elke ademhaling, elke hartslag, worden ze hoger. Nog even en bijna alles staat hier onder water.
Ik ga staan en schud het zand van mijn mat, rol hem op en bevestig hem aan mijn rugzak. Ik ben behoorlijk handig geworden met één hand. Mijn kleren zijn nat en ik proef zout op mijn lippen. Ik snap niet zo goed waarom ik moet gapen want ik heb best goed geslapen. Bijna een half getij. Een half getij waarin, in ieder geval in mijn dromen, ik ergens op een warme en droge plek was, ergens waar het niet naar schijt en rotte vis stonk.
Ik sukkel voort met de anderen, weg van het gestaag stijgende water. Het is kil maar mijn tuniek is in ieder geval slechts een béétje vochtig; hij plakt niet aan mijn huid. Hier is nooit iets droog. Het is óf kleddernat óf vochtig, en vochtig is een zegen.
Het is weer eens tijd voor Opstelling. We kennen allemaal de getijden. We moeten wel, want onwetendheid kost ons het leven. Het is tijd dat we, alle vierhonderdzesennegentig man, naar het platform sjokken. Tenminste, bij de laatste telling waren we met vierhonderdzesennegentig man. Ik heb een hekel aan tellen omdat we met steeds minder zijn. We weten dit allemaal en dat is waarschijnlijk waarom niemand elkaar aankijkt of met elkaar praat. Je kunt elkaar beter niet te goed leren kennen.
We gaan altijd van het ergste uit als er iemand verdwijnt. Want het ergste is gebruikelijk.
De enige die wel naar me kijkt is Mutter. Hij heeft zijn eigen krabbelaarlittekens, maar hij heeft tenminste al zijn ledematen nog. Hij is nuttig. Hij grijnst naar me. ‘Zonde van de ruimte,’ sist hij terwijl ik mijn plekje op het platform opzoek. ‘Krabbelaarsvoer.’ Ik veeg het zand weg met mijn blote voet. Het getal twee is daar gekrast.
Nummer twee is mijn plekje, voorlopig. Het is vlakbij het midden van de ronde opstelling, waar het veiliger is. Ooit waren er duizenden cirkels, eentje voor elk persoon op het eiland. Maar het enige constante op het eiland dat wij Getijden noemen, is verandering.

Boekgegevens

Cyn Balog, Het verdronken land, vertaling: Marjolijn Huiberts, Ducht Venture Publishing, 300 pagina’s (€ 17,95)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie februari 2020.

Berichten gemaakt 5302

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven