Boekfragment: Het kind in de tijd

Ian McEwan ontleedt bedaard en meedogenloos de ontreddering van Stephen Lewis die volgt op de verdwijning van het driejarige dochtertje van hem en zijn vrouw.

Het subsidiëren van het openbaar vervoer werd zowel in de gedachten van de regering als van het merendeel van de gebruikers altijd in verband gebracht met het beknotten van de individuele vrijheid. De diverse vervoersdiensten liepen twee keer per dag in het spitsuur in het honderd en Stephen wist dat het sneller ging om van zijn woning naar de wekelijkse commissievergadering in Whitehall te lopen dan een taxi te nemen.
Het was eind mei, nog maar net halftien en de temperatuur klom al zachtjes op tot vijfentwintig graden. Hij liep in de richting van Vauxhall Bridge langs twee en drie rijen ronkende auto’s, die niet voor- of achteruit konden, elk met één enkele persoon erin. De drang naar vrijheid was echter zo te zien eerder berustend dan hartstochtelijk. Beringde vingers trommelden geduldig op de rand van hete autodaken, armen in witte overhemden staken uit omlaag gedraaide raampjes. Er lagen kranten over sturen uitgespreid.
Stephen stapte met snelle pas door de mensenmassa’s, door lagen geblèr uit autoradio’s – reclamedeuntjes, van energie overlopende dj’s, nieuwsflitsen en verkeersmeldingen. Bestuurders die niet aan het lezen waren, luisterden onverstoorbaar. De gestage stroom in voorwaartse richting van de mensen op het trottoir moest hun wel een gevoel geven van de betrekkelijkheid van snelheid, het gevoel dat ze langzaam achteruit zakten.
Tussen de mensen door laverend om te passeren, bleef Stephen, al was hij zich er nauwelijks van bewust, bij het kijken naar andere kinderen, speuren naar een meisje van vijf. Het was meer dan een gewoonte, want een gewoonte kun je afleren. Dit was een geesteshouding, de gedragslijn die ervaring aan het karakter had gedicteerd. Het was in principe geen speurtocht, hoewel het indertijd – en nog heel lang ook – een obsessie was geweest. Twee jaar later waren er alleen nog restjes van over, het was nu een hunkering, een droge honger. Er was een emotieloze, niet stil te zetten biologische klok, waardoor zijn dochter bleef groeien, haar simpele woordenschat uitgebreider en ingewikkelder werd, die haar sterker maakte en zekerder in haar bewegingen. De klok, pezig als een hart, gehoorzaamde aan een niet te stuiten voorwaarde: ze zou gaan tekenen, ze zou beginnen te lezen, ze zou een melktand verliezen. Ze zou herkenbaar blijven, een vanzelfsprekendheid. Het leek alsof die voorwaarde door de toenemende voorbeelden sleet, het broze, half doorzichtige scherm, het fijne weefsel van tijd en toeval dat haar van hem scheidde. Ze is thuis uit school en moe, haar tand ligt onder het kussen, ze zoekt haar pappie.
Alle meisjes van vijf – jongens trouwens ook – gaven voedsel aan de gedachte dat ze nog leefde. In winkels, bij het passeren van speelplaatsen, bij vrienden thuis, kon hij niet nalaten naar Kate te zoeken in andere kinderen, of de langzame veranderingen in hen negeren, de toenemende vaardigheden, of het onaangesproken potentieel van weken en maanden voelen, de tijd die van haar had moeten zijn. Kates groei was de essentie van de tijd zelf geworden. Haar denkbeeldige groei, het resultaat van een geobsedeerd verdriet, was niet alleen onvermijdelijk – niets kon de pezige klok tot stilstand brengen – maar ook noodzakelijk.

Het kind in de tijd

Boekgegevens

Ian McEwan, Het kind in de tijd  Midprice, vertaling: Rien Verhoef, Uitgeverij De Harmonie, ISBN 978 90 761 7451 8 (€ 12,50)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie augustus 2015

Berichten gemaakt 5305

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven