Boekfragment: Drie dingen over Elsie

Florence is gevallen in haar flat en ligt te wachten tot er iemand komt. Ze piekert over een gruwelijk geheim uit het verleden en denkt terug aan haar levenslange vriendschap met Elsie.

‘Hoe ben je gevallen, Flo?’ zullen ze vragen wanneer ze me vinden. ‘Was je duizelig? Had je je bril wel op? Ben je gestruikeld?’
En al babbelend gaan ze aan de slag. Ze moeten een verband om mijn arm leggen en een plastic clip op mijn vinger zetten en alle slangetjes van hun apparaten wikkelen. Iemand zal met een lampje in mijn ogen schijnen, iemand anders rommelt intussen door al mijn doosjes met tabletten om ze in een draagtas te stoppen.
‘Voelde je je slapjes? Kun je naar me lachen? Kun je in mijn hand knijpen?’
Dan moeten ze me uit de voorkamer dragen en dat wordt wat, want het is nauwelijks groot genoeg voor mij, laat staan ​voor ​deze twee mannen en hun uniformen. Ze leggen me achter in hun ambulance, in de helderwitte, ingezwachtelde wereld die zij bewonen, en ik zal met mijn ogen knipperen en ze toeknijpen in een poging hun gezicht te lezen.
‘Het is in orde, Flo,’ zullen ze zeggen. ‘Alles komt goed, Flo.’
Hoewel ze mij niet kennen. Hoewel ik nooit heb gezegd dat ze me Flo mogen noemen. Hoewel de enige die me ooit zo heeft genoemd Elsie is.
Een van hen zal naast me komen zitten als we onder het blauwe zwaailicht door de straten rijden. Tijdens de rit strijkt het licht over zijn gezicht, de man zal van tijd tot tijd bemoedigend naar me glimlachen.
Eenmaal aangekomen bij het ziekenhuis word ik met ratelende wielen naar de Spoedeisende Eerste Hulp gereden, door rode dubbele deuren, naar mensen met dezelfde vragen en dezelfde felle lampen, en daarna word ik door lege gangen gerold en onder hun apparaten door gehaald. Een meisje achter een balie kijkt misschien vluchtig op als ik voorbijkom, om dan haar gezicht weer af te wenden, want ik ben zomaar een oud mens op een brancard dat zich in dekens gewikkeld probeert vast te klampen aan de wereld.
Ze zullen me naar een afdeling brengen, naar een verpleegster met rustige handen. Ze voert de handelingen kalm uit, maar alles gebeurt vlot en snel en de verpleegster met de rustige handen zal de eerste zijn die met haar ogen luistert. Het bed is warm en zacht en dan hoef ik me nergens meer zorgen over te maken, zelfs niet wanneer ze het licht uitdoen.
Alles wat ik zojuist heb verteld, moet nog plaatsvinden. Het is allemaal niet echt. Want zoals het nu is, lig ik op de vloer van de zitkamer te wachten tot ze me vinden. Te wachten tot iemand merkt dat ik er niet ben.
Intussen heb ik alle tijd om te bedenken wat ik ga zeggen. Genoeg tijd om in mijn geheugen te graven naar wat er is gebeurd, vanaf het begin, en daar een verhaal van te brouwen dat ze zullen begrijpen. Iets wat ze accepteren. Je zou denken dat de stilte zou helpen, maar dat is niet zo. Het enige wat ik kan horen is mijn eigen ademhaling, die moeizaam zijn weg volgt, in en uit en in en uit. En net als ik zeker weet dat ik mijn verhaal tiptop op orde heb, glipt het weg en moet ik van voren af aan beginnen.

Boekgegevens

Joanna Cannon, Drie dingen over Elsie, vertaling: Elvira Veenings, Uitgeverij Orlando, 352 pagina’s (€ 21,99)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant editie 4 maart 2019.

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven