Goede sier praten
Welbespraaktheid is een soort make-up voor je persoonlijkheid. Wie een deftig woord goed weet te plaatsen in een gesprek, stijgt voor mij direct in aanzien. Om die reden probeer ik al sinds lange tijd mijn woordenschat te amplificeren.
Dat gaat gepaard met valkuilen, zoals u in de voorgaande zin wellicht heeft opgemerkt. ‘Amplificeren?’ zou ik denken als ik u was, ‘Wie gebruikt dat woord nou? Die jongen doet veel te hard z’n best.’
Net als mascara of rouge moet een vocabulaire op zo’n natuurlijk mogelijke manier worden gebruikt, anders zie je eruit als die ene tante die zich bij het optutten nog altijd door Barbie laat inspireren, of als een profvoetballer in smoking. Als een sukkel, kortgezegd. Ik moet bekennen dat ik mezelf vaak op die manier, archaïsmen strooiend, voor gek heb gezet tijdens mijn middelbare schooltijd.
Tegenwoordig hanteer ik dan ook een andere strategie. Als ik een woord tegenkom dat ik in mijn repertoire wil opnemen, noteer ik het op een speciaal lijstje en houd ik het een week of twee in mijn spreekwoordelijke binnenzak. Zodra de gelegenheid zich voordoet – en dat is nu de kunst, om die gelegenheid te spotten – dan haal ik het tevoorschijn.
Het kost meestal een paar pogingen voordat ik het woord werkelijk heb geïntegreerd. J.C. van Schagen dichtte: ‘mooie woorden denken alleen maar aan zich zelf ze / weten van dienen niet’. En inderdaad: hoe mooier het woord, hoe langer je ermee moet worstelen om het naar je hand te zetten. Maar de worsteling is het waard. Hoop ik.
Erik Lentsch de Vries
Redacteur Boekenkrant
erik@boekenkrant.com